Zie ook het artikel op bl. 1890.
Kinderen die geboren worden in gezinnen waarin eerder wiegendood heeft plaatsgehad worden soms aan een cardiorespiratoir bewakingsapparaat, een zogenaamde thuismonitor, gelegd. Dat geldt ook voor zuigelingen met ernstige, aanhoudende apnoe en voor ex-premature kinderen. In dit artikel bespreken wij het klinische en psychosociale nut van dergelijke apparatuur.
De opkomst van de thuismonitor
Sinds 1972 worden sommige baby's thuis bewaakt met een monitor; dit gebeurt vooral naar aanleiding van de ‘apnoehypothese’, door Steinschneider gelanceerd als verklaringsmodel voor wiegendood.1 Een cardiorespiratoire thuismonitor, die alarm geeft bij een adempauze van een bepaalde duur (bijvoorbeeld 20 s) of bij een bradycardie (afhankelijk van de wijze waarop de monitor is afgesteld), zou wiegendood voorkomen; daarbij wordt dan aangenomen dat deze verschijnselen inderdaad voorboden zijn van wiegendood en tevens dat de gewaarschuwde ouder of verzorger in staat is een fataal beloop te keren.
In Nederland is het beleid…
Reacties