Behoefte aan 'werkplaatsen' buiten de academische en geaffilieerde ziekenhuizen in de artsopleiding, en financiering daarvan

Perspectief
M.F. Kramer
E. Schadé
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1995;139:35-9

Zie ook het artikel op bl. 30.

Inleiding

Vanouds kent de artsopleiding onderwijs in de praktijkleersituatie tijdens de co-assistentschappen. De eindtermen van de artsopleiding worden in toenemende mate klinisch geformuleerd.1 Contacten met het gezondheidszorgsysteem zijn allang niet meer beperkt tot de laatste twee jaar. De meeste curricula der Nederlandse universiteiten kenden eerder meeloopdagen in de huisartspraktijk. Sommige universiteiten hebben verpleeghulpstages vroeg in de opleiding en junior-co-schappen. In het ‘Raamplan 1994 artsopleiding’ (kortweg: ‘Raamplan’) wordt tot het profiel van de basisarts onder meer gerekend dat deze kennis heeft van en ervaring opgedaan met aspecten van zowel algemene als specialistische gezondheidszorg, inzicht heeft gekregen in de structuur van de gezondheidszorg, in staat is met andere hulpverleners en met hulpverlenende instituties te communiceren en samen te werken. Daarnaast dient de arts zich bewust te zijn van zijn verantwoordelijkheid voor het functioneren van de gezondheidszorg als organisatie en in staat te zijn kennis…

Auteursinformatie

Rijksuniversiteit, faculteit der Geneeskunde, Utrecht.

Prof.dr.M.F.Kramer, celbioloog.

Universiteit van Amsterdam, Academisch Medisch Centrum, Meibergdreef 15, 1105 AZ Amsterdam.

Prof.dr.E.Schadé, huisarts.

Contact prof.dr.E.Schadé

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties