Samenvatting
-
Kraakbeendefecten in de knie komen frequent voor en geven relevante beperkingen voor de patiënt.
-
Ze worden gediagnosticeerd en gecategoriseerd met MRI en artroscopie.
-
De chirurgische behandeling van diepe kraakbeendefecten omvat beenmergstimulerende technieken (microfractuurbehandeling), kraakbeenceltherapieën (autologe-chondrocytenimplantatie) en weefselvervangende therapieën (osteochondrale autologe transplantatie).
-
Microfractuurbehandeling en osteochondrale autologe transplantatie zijn geschikt voor de behandeling van kraakbeendefecten die kleiner zijn dan respectievelijk 2 en 4 cm2, en die reiken tot aan het subchondrale bot.
-
Autologe-chondrocytenimplantatie is een geschikte methode voor symptomatische enkelvoudige kraakbeendefecten groter dan 2 cm2 bij volwassenen tot 50 jaar.
-
Er zijn geen duidelijke verschillen met betrekking tot de effectiviteit van microfractuurbehandeling, autologe-chondrocytenimplantatie en osteochondrale autologe transplantatie voor de behandeling van kleine defecten: alle technieken laten goede klinische en functionele resultaten zien op de korte en middellange termijn.
-
Nieuwe tweede- en derdegeneratietechnieken voor autologe-chondrocytenimplantatie resulteren mogelijk in duurzamer weefselherstel en betere langetermijnresultaten voor kraakbeendefecten groter dan 4 cm2 vergeleken met microfractuurbehandeling.
Reacties