Samenvatting
Doel
Beoordeling van de resultaten 1 jaar na de behandeling van hyperthyreoïdie met 131I.
Opzet
Retrospectief statusonderzoek en literatuuronderzoek.
Methode
Gegevens werden verzameld van 159 patiënten die in de periode van 4 jaar (1994-1998) in het Bronovo Ziekenhuis te Den Haag werden behandeld met een berekende dosis 131I vanwege de ziekte van Graves of toxisch multinodulair struma. De percentages hypo-, eu- en hyperthyreoïdie 1 jaar na de eerste behandeling werden vergeleken met resultaten uit de literatuur.
Resultaten
Van de patiënten met de ziekte van Graves was na 1 jaar 42 hypothyreoot, 38 euthyreoot en 20 hyperthyreoot, in de groep met toxisch multinodulair struma respectievelijk 10, 78 en 12. Deze resultaten waren vergelijkbaar met gegevens uit de literatuur. Twee factoren waren van invloed op het resultaat bij patiënten met de ziekte van Graves: patiënten met een recidiefhyperthyreoïdie waren gemiddeld jonger; bij een laag schildkliergewicht was de kans op hypothyreoïdie groter. Van alle patiënten die na de behandeling hormoonsubstitutie kregen, kon bij minder dan de helft worden uitgemaakt of er tijdelijke dan wel permanente hypothyreoïdie was, doordat men reeds in het eerste halfjaar was begonnen met definitieve hormoonsubstitutie.
Conclusie
Met één berekende dosis radioactief 131I kon hyperthyreoïdie bij meer dan 80 van de patiënten met succes worden behandeld. Om tijdelijke hypothyreoïdie en onterechte hormoonsubstitutie uit te sluiten wordt aanbevolen de medicatie één jaar na jodiumtherapie op proef te staken.
Reacties