Samenvatting
-
Zonder interventie varieert de kans op hiv-overdracht van moeder naar kind van minder dan 10% tot meer dan 60%, afhankelijk van de hoeveelheid vrij circulerend hiv in het plasma.
-
De preventie van hiv-overdracht van moeder naar kind steunt op het perinataal geven van een combinatie van antiretrovirale middelen (‘highly active antiretroviral therapy’; HAART) aan zowel moeder als kind.
-
De waarde van de electieve sectio bij een effectieve behandeling met HAART in de zwangerschap is zeer beperkt.
-
Exclusieve borstvoeding leidt niet tot een hogere hiv-transmissie dan flesvoeding, maar dit effect blijkt in de praktijk niet tot een succesvolle strategie te leiden.
-
Door de ruime schaal waarop preventieve behandeling met HAART wordt toegepast, is het duidelijk dat in het algemeen het gebruik van HAART in de zwangerschap relatief veilig is. Of dit ook geldt voor de toepassing van specifieke, vaak nieuwere middelen is door schaarste aan gegevens vaak onbekend.
-
Wat betreft de zwangere is het in de eerste weken na de start van de behandeling belangrijk om te letten op bijwerkingen als hepatotoxiciteit. Voor de zwangerschap lijkt vroeggeboorte het belangrijkste bijeffect te zijn. Deze treedt eigenlijk alleen op wanneer HAART gedurende de gehele zwangerschap moet worden gebruikt. Bij de neonaat kunnen mitochondriale toxiciteit en hematologische effecten optreden. Deze lijken klinisch onbelangrijk, maar langetermijneffecten zijn niet uitgesloten.
-
Van geen enkel antiretroviraal middel bestaan voldoende gegevens over langetermijneffecten bij het kind om te spreken van bewezen veiligheid.
Reacties