Samenvatting
Doel
Registratie van het aantal aan HIV geëxposeerde kinderen van wie van de moeder ten tijde van de zwangerschap bekend was dat zij HIV-geïnfecteerd was en evaluatie van het beleid dat in de periode 1995-1999 gevoerd was om overdracht van HIV-1-infecties van moeder naar kind te voorkomen.
Opzet
Prospectief.
Methode
Nederlandse kinderartsen melden maandelijks via het Nederlands Signaleringscentrum Kindergeneeskunde ieder aan HIV geëxposeerd kind. De meldingen werden gevolgd door toezending van vragenlijsten. Vanwege gebleken onvolledige melding werd een aanvullend retrospectief onderzoek verricht met dezelfde vragenlijsten die werden toegestuurd aan kinderartsen uit aidsbehandelcentra die op verzoek retrospectief kinderen hadden gemeld. Gegevens werden verzameld over de periode 1 januari 1995-31 december 1999.
Resultaten
Het aantal aan HIV-1 geëxposeerde kinderen van wie van de moeder ten tijde van de zwangerschap bekend was dat zij HIV-geïnfecteerd was, was toegenomen van 5 naar 25 per jaar. Het percentage HIV-geïnfecteerde kinderen daalde van 20 (1/5) naar 4 (1/25). In de onderzoeksperiode steeg het gebruik van krachtige combinatietherapie door zwangere HIV-1-geïnfecteerde vrouwen van 0 (0/25) naar 72 (18/25). Van de aan HIV geëxposeerde kinderen kreeg 92 (23/25) antiretrovirale therapie. Van de kinderen kreeg 2 borstvoeding.
Conclusie
Ondanks een stijging van het aantal bekende aan HIV-1 geëxposeerde kinderen daalde het percentage met HIV-1 geïnfecteerde kinderen. In 1999 was 4 van de aan HIV-1 geëxposeerde kinderen geïnfecteerd. Daarmee lijken de in Nederland genomen maatregelen bij HIV-positieve zwangere vrouwen en hun kinderen om overdracht van infectie te voorkomen, effectief.
Reacties