In de jaren zestig werden door Horwitz en collegae van de Michigan Cancer Foundation in het kader van de federale actie ‘War on Cancer’ een groep gemodificeerde nucleosiden op hun waarde als cytostatica onderzocht.1 De bekendste vertegenwoordigers waren het thymidine-analogon azidothymidine (officieel 3‘-azido-3’-deoxythymidine, sindsdien bekend als AZT of zidovudine) en het cytidinederivaat 2‘,3’-dideoxycytidine of DDC. Zij voldeden niet aan de verwachtingen en werden vervolgens in het archief bijgezet. In de daaropvolgende jaren werden enkele geslaagde onderzoekingen verricht naar het effect van AZT op de replicatie van muizevirussen (o.m. bepaalde leukemievirussen en retrovirussen), doch dit werk heeft alleen de aandacht van insiders getrokken.
In 1984 werd AZT opgenomen in een screeningprogramma van de Amerikaanse firma Burroughs-Wellcome betreffende stoffen met potentiële antivirale werking. Het middel bleek toen in het laboratoriumexperiment een duidelijke werking te hebben op de replicatie van het AIDS-virus; al spoedig werd dit bevestigd door de Amerikaanse National Institutes…
Reacties