Samenvatting
Doel
Het beschrijven van de activiteiten op het gebied van de autologe stamceltransplantatie voor hematologische aandoeningen in Nederland in de periode vóór en na 1993 (op dat moment werd bloed als bron van stamcellen geïntroduceerd).
Opzet
Descriptief, retrospectief cohortonderzoek.
Methode
Data werden verkregen van de Nederlandse Stamceltransplantatie Registratie ‘TYPHON’. Gegevens van alle transplantatiepatiënten werden door de individuele centra aan TYPHON gerapporteerd. In dit overzicht beschrijven wij de veranderingen in transplantatiegerelateerde mortaliteit, recidiefpercentages en overleving in de periodes 1 januari 1980-31 december 1992 en 1 januari 1993-31 december 2002.
Resultaten
Het aantal autologe stamceltransplantatie was in de periode 1993-2002 bijna vervijfvoudigd. Sedert 1993 waren de belangrijkste indicaties voor autologe stamceltransplantatie het multipel myeloom en non-hodgkinlymfomen, naast acute myeloïde leukemie, dat in de periode vóór 1993 de belangrijkste indicatie was. In de periode vóór 1993 traden de meeste recidieven op bij patiënten met acute lymfatische leukemie en multipel myeloom, wat resulteerde in lagere overlevingspercentages. Na 1993 waren er procentueel geen grote verschillen in recidiefpercentages en overleving voor de diverse ziektebeelden. De overleving van patiënten met acute lymfatische leukemie verbeterde in de laatste onderzoeksperiode, met name voor jongere patiënten (< 45 jaar).
Conclusie
Sinds 1993 is het aantal autologe stamceltransplantaties flink toegenomen, vooral bij patiënten met multipel myeloom en non-hodgkinlymfomen.
Reacties