Inleiding
Acetylsalicylzuur, de werkzame stof in Aspirine, is het meest verkochte geneesmiddel ter wereld en vindt hoofdzakelijk aftrek als pijnstiller, antiphlogisticum en antipyreticum. In 1980 werd in de westerse wereld 36.000 ton Aspirine geconsumeerd, hetgeen neerkomt op ongeveer 20 tabletten van 500 mg per persoon per jaar. Gedurende 15 jaar heeft het middel zijn sporen verdiend in de secundaire preventie bij patiënten met cerebrovasculaire en cardiovasculaire ziekten.1 Aspirine remt de aggregatie van trombocyten, die wordt gezien als de eerste aanzet tot arteriële trombose.
Versterkte trombocytenaggregatie wordt frequent aangetroffen bij patiënten met atherosclerose van de grote lichaamsarteriën. De prikkel tot deze afwijkende trombocytenaggregatie is onbekend. Het is gebleken dat zowel het hersen- als het hartinfarct wordt veroorzaakt door een volledige trombotische afsluiting van een grote arterie. Aspirine blijkt niet alleen gunstig te werken bij de secundaire preventie van deze aandoeningen,2 maar ook bij de primaire preventie van het hartinfarct…
Reacties