Samenvatting
Bij 4 zwangeren deed zich de vraag voor of stamcellen uit het navelstrengbloed van de vrucht eventueel gebruikt zouden kunnen worden voor allotransplantatiebehandeling van een ouder broertje of zusje met een hematologische maligniteit. Voor meerdere hematologische maligniteiten kan namelijk allogene beenmergtransplantatie geïndiceerd zijn. Een weefseltype-identieke donor geniet veelal de voorkeur. Indien er informatie is over het weefseltype van de foetus kan men beslissingen nemen over de te kiezen behandeling van de patiënt, de wijze van opvangen van navelstrengcellen en de plaats en tijdstip van bevallen. Slechts 25 van de kinderen is weefselidentiek en derhalve kunnen, wanneer het HLA-type bekend is, bij 75 van de pasgeborenen speciale maatregelen achterwege blijven. Overwegingen die een rol spelen bij het besluit wel of niet over te gaan tot amnionpunctie en foetale HLA-typering zijn onder meer de te verwachten baten voor de patiënt (prognose, bekorting van de chemotherapie) en de foetomaternale risico's van de amnionpunctie. Alle foetussen bleken niet HLA-identiek. Bij een van de patiënten was er voorlopig geen indicatie meer voor transplantatie, de tweede onderging allotransplantatie met stamcellen van een niet-verwante donor, de derde kreeg langdurige onderhoudschemotherapie en de vierde kreeg palliatieve behandeling en overleed. Alle zwangerschappen verliepen probleemloos.
Reacties