Albanië - Assepoester van Europa

Perspectief
L. Offerhaus
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1993;137:90-4

Zie ook het artikel op bl. 94.

Inleiding

Als binnen een familie iemand door onvoorziene omstandigheden in moeilijkheden geraakt, blijft substantiële hulp vaak uit omdat de getroffene zich schaamt of de familieleden niet ècht bereid zijn om te helpen. De buren willen dan soms nog wel eens wat doen, wat oude kleren kunnen er nog wel af, maar daar blijft het bij. Binnen Europa heeft het straatarme Albanië nu een dergelijke positie: het buurland Italië, eens gehaat en gevreesd als genadeloze onderdrukker, pompt het land vol voedsel om te voorkomen dat het Albanese vlaggeschip, de MS ‘Tirana’, nog eens met volle bezetting de overtocht naar Calabrië maakt, en andere Europese landen hebben nog wat bussen en vrachtauto's van hun autokerkhoven gehaald om voedsel en mensen over het land te verdelen. Dat is al heel wat als men het vergelijkt met de rampzalige situatie van een jaar geleden, maar veel…

Auteursinformatie

Dr.L.Offerhaus, consulent WHO, Postbus 119, 2280 AC Rijswijk.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

J.A.
van Duren

Waalwijk, januari 1993,

Met interesse las ik de beide artikelen over Albanië van Offerhaus en Veeken (1993;90-4)94-5. Het verbaast mij, dat Offerhaus niet ingaat op de rol en de plannen van de WHO met betrekking tot Albanië. Het verbaast mij, dat wij niets lezen over de contacten tussen de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) en haar Albanese zusterorganisatie en, zo deze niet bestaan, over de reden daarvan. Het verbaast en verdriet mij, dat geen van beide auteurs aangeeft op welke manier individuele lezers die willen helpen dit zouden kunnen doen. Ik denk hierbij aan de mogelijkheid om vriendschappelijke en wetenschappelijke contacten tussen Nederlandse en Albanese ziekenhuismedewerkers te stimuleren, aan de mogelijkheid om niet alleen ‘oude’ maar ook recente literatuur ter beschikking te stellen, om overtollige doch nog goed bruikbare apparatuur ter beschikking te stellen et cetera. Natuurlijk zullen enkele gemotiveerden rechtstreeks contact opnemen met Artsen zonder Grenzen, maar waarom niet wat meer ‘reclame’ gemaakt? Over ethiek gesproken! Of is men bang, dat Nederlanders na ik weet niet hoeveel jaar democratie óók geen ‘handen-uit-de-mouwen’-mentaliteit hebben?

J.A. van Duren

Amsterdam, januari 1993,

De oproep van collega Van Duren tot hulp aan de artsen in Albanië is bijzonder opportuun, en ik juich zijn initiatief dan ook van harte toe. De reden waarom ik niet gesproken heb over verdere actie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) komt voort uit de adviserende rol die organisaties van de Verenigde Naties (VN) spelen. Op grond van bevindingen ter plekke worden adviezen aan de regeringen – als vertegenwoordigers van lidstaten van de VN – gegeven en deze overheden moeten dan zelf beslissen welke actie zij zullen ondernemen. Onder de gegeven omstandigheden in Oost-Europa betekent dat hetzij het vragen om humanitaire hulp, hetzij het zelfstandig ontwikkelen van programma's met geld van de Wereldbank of het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Humanitaire hulp kan uit uiteenlopende bronnen komen, namelijk van VN-organen die over eigen financiële middelen beschikken, zoals het United Nations International Children's Emergency Fund (UNICEF), van ‘non-governmental organizations’ (NGO's) zoals het Rode Kruis en Artsen zonder Grenzen, van kleinere particuliere hulporganisaties en bilateraal van individuele buitenlandse regeringen. In het geval van Albanië geeft vooral de regering van Italië individueel hulp.

Professionele organisaties waren onder het regime van Enver Hoxha verboden; de plaatselijke artsenorganisatie staat daarom nog in de kinderschoenen. Het heeft mij inderdaad ook verbaasd en verdroten dat er zo weinig steun van buitenlandse artsenorganisaties is gekomen. Een verzoek tot het financieren van wetenschappelijke literatuur dat ik vorig jaar tot een Nederlandse artsenorganisatie richtte, werd zelfs nooit beantwoord. In Albanië is men dankbaar voor alles, en de kennis van buitenlandse talen is verrassend groot. Ten aanzien van het ter beschikking stellen van apparatuur zou ik het advies willen geven om even van tevoren met Artsen zonder Grenzen of met het Europese kantoor van de WHO te overleggen om te voorkómen dat onbruikbare apparaten of apparatuur waarvan het onderhoud niet gegarandeerd kan worden, worden gestuurd. De opslagcapaciteit in Tirana is beperkt.

L. Offerhaus

Amsterdam, januari 1993,

Het spijt mij dat ik collega Van Duren verdriet heb aangedaan door hem niet te melden op welke wijze individuele lezers Albanië zouden kunnen helpen. Artsen zonder Grenzen is zeker in staat te bemiddelen tussen individuele artsen (of ziekenhuizen) in Nederland die de handen uit de mouwen willen steken om Albanese collega's te steunen. Onze ervaring in Roemenië heeft uitgewezen dat dit tot een vruchtbaar samenwerkingsverband kan leiden, dat met enthousiasme voortgezet wordt nadat Artsen zonder Grenzen het eigen programma heeft afgesloten. Artsen zonder Grenzen is te bereiken: telefonisch via nummer 020-5208700 of schriftelijk via Postbus 10014, 1001 EA Amsterdam.

H. Veeken