Een literatuuroverzicht

5-HT-receptorantagonisten als vervangers van metoclopramide en domperidon

Onderzoek
Ikrame Mouch
J.R.B.J. (Koos) Brouwers
Esther van ’t Riet
Peter Nieboer
Marten H. Otten
Frank G.A. Jansman
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2016;160:A9887
Abstract
Download PDF

Samenvatting

Doel

Onderzoeken of de anti-emetica metoclopramide en domperidon vervangen kunnen worden door 5-HT3-antagonisten, omdat bijwerkingen de toepassing van deze dopamine-antagonisten beperken.

Opzet

Systematische review.

Methode

We zochten in Embase en PubMed naar artikelen uit de periode 1995-oktober 2015 waarin de effectiviteit of bijwerkingen van metoclopramide of domperidon vergeleken werden met minstens 1 van de 5-HT3-antagonisten ondansetron, granisetron, tropisetron of palonosetron. Het moest gaan om gerandomiseerd gecontroleerd klinisch onderzoek naar de bekende indicaties van metoclopramide en domperidon ter preventie en behandeling van misselijkheid en braken. Artikelen werden geselecteerd op basis van de titel en het abstract en daarna beoordeeld op de volledige tekst; 2 auteurs voerden de selectieprocedure onafhankelijk van elkaar uit.

Resultaten

In totaal werden 56 artikelen geïncludeerd. In 51 onderzoeken was de conclusie dat de effectiviteit van 5-HT3-antagonisten tegen misselijkheid en braken vergelijkbaar was met of superieur was aan die van metoclopramide. Metoclopramide gaf vaker extrapiramidale bijwerkingen. Bij gebruik van 5-HT3-antagonisten traden vaker hoofdpijn en obstipatie op. Veruit de meeste studies vergeleken metoclopramide met ondansetron. In geen van de studies was palonosetron toegepast. Slechts1 studie vergeleek domperidon met een 5-HT3-antagonist.

Conclusie

We vonden voldoende bewijs om aan te nemen dat metoclopramide vervangen kan worden door een 5-HT3-antagonist voor de profylaxe van vertraagde misselijkheid en braken door chemotherapie en voor de profylaxe en behandeling van postoperatieve misselijkheid en braken. Er is meer onderzoek nodig naar de andere indicaties voor metoclopramide en naar de vervangbaarheid van domperidon.

Leerdoelen
  • Metoclopramide en domperidon worden vooral gebruikt tegen misselijkheid en braken.
  • Metoclopramide kan neurologische bewegingsstoornissen veroorzaken, terwijl domperidon een verhoogd risico op hartproblemen geeft.
  • De ernstige bijwerkingen die metoclopramide en domperidon kunnen veroorzaken, beperken de toepassing van deze middelen.
  • Voor de profylaxe van vertraagde misselijkheid en braken door chemotherapie of na een operatie verdienen 5-HT3-antagonisten de voorkeur boven metoclopramide.
  • Voor de behandeling van postoperatieve misselijkheid en braken verdienen 5-HT3-antagonisten de voorkeur boven metoclopramide.
  • Het is niet duidelijk in hoeverre metoclopramide en domperidon voor de overige indicaties vervangen kunnen worden door 5-HT3-antagonisten.

artikel

Inleiding

Recentelijk zijn metoclopramide en domperidon negatief in het nieuws geweest, vanwege vermeende ernstige cardiale bijwerkingen. Om die reden is domperidon inmiddels niet meer vrij verkrijgbaar, maar uitsluitend op voorschrift van de arts. Metoclopramide was al eerder uitsluitend op recept verkrijgbaar.

Metoclopramide geeft kans op extrapiramidale bijwerkingen en tardieve dyskinesie. Vooral kinderen en jongvolwassenen hebben een verhoogd risico op extrapiramidale bijwerkingen, met name bij hoge doseringen. Tardieve dyskinesie kan optreden bij langdurig gebruik, vooral bij ouderen.1,2

Domperidon heeft minder neurologische bijwerkingen dan metoclopramide, maar verhoogt wel het risico op verlenging van het QTc-interval, hartritmestoornissen en plotselinge hartdood. Daarom werd de intraveneuze toedieningsvorm van domperidon in 1985 uit de handel genomen. Voorzichtigheid is vooral geboden bij patiënten die al risicofactoren hebben voor QTc-verlenging, bij ouderen vanaf 60 jaar, bij doseringen vanaf 30 mg per dag en bij gelijktijdig gebruik van andere geneesmiddelen die QTc-verlenging geven.2,3 Verder verhogen metoclopramide en domperidon beide de concentraties van het hormoon prolactine, wat aanleiding kan zijn tot gynaecomastie.4

Metoclopramide en domperidon worden met name vanwege hun werking tegen misselijkheid en braken toegepast.2 Door de soms ernstige bijwerkingen van deze middelen is een herbezinning op het gebruik van andere anti-emetica, zoals serotonine(5-HT3-)antagonisten, gewenst. 5-HT3-antagonisten (ondansetron, granisetron, tropisetron en palonosetron) zijn geregistreerd voor de preventie – en granisetron tevens voor de behandeling – van de acute vorm en de preventie van de vertraagde vorm van misselijkheid en braken door chemo- en radiotherapie, en voor de preventie en behandeling van postoperatieve misselijkheid en braken.2

In dit systematische literatuuroverzicht keken wij naar de effectiviteit van metoclopramide en domperidon in vergelijking met 5-HT3-antagonisten bij de preventie van misselijkheid en braken voor verschillende medische indicaties bij volwassenen en kinderen.

Methode

In de databases Embase en PubMed zochten wij naar RCT’s die werden gepubliceerd in de periode 1995-oktober 2015. De figuur geeft het selectieproces van artikelen weer. In Embase gebruikten wij de volgende zoekactie: (metoclopramide OR domperidone) AND (ondansetron OR granisetron OR palonosetron OR tropisetron). In PubMed zochten wij met MeSH-termen naar geschikte artikelen: (((((“Domperidone”[Mesh]) OR “Metoclopramide”[Mesh]) AND “Ondansetron”[Mesh]) OR “tropisetron” [Supplementary Concept]) OR “Granisetron”[Mesh]) OR “palonosetron” [Supplementary Concept]. Vervolgens werden in beide databases additionele inclusiecriteria toegevoegd (zie de figuur).

De relevante artikelen voor dit overzicht werden geselecteerd op basis van de titel en het abstract. Er werd specifiek gezocht naar artikelen waarin de effectiviteit van metoclopramide of domperidon vergeleken werd met ten minste een van de 5-HT3-antagonisten ondansetron, granisetron, tropisetron of palonosetron. De artikelen moesten gaan over de toepassing van metoclopramide en domperidon voor de indicaties ‘misselijkheid’ en ‘braken’. De geselecteerde artikelen werden beoordeeld op basis van de volledige tekst door 2 auteurs (IM en FGAJ). Zij noteerden informatie over studiekenmerken (populatie, type onderzoek, indicatie, gegeven dosering) en over de effectiviteit (conclusie in termen van significantie en effectmaat, uitgedrukt als relatief risico (RR)). Als het RR niet in het artikel vermeld werd, werd dit waar mogelijk handmatig berekend aan de hand van de resultaten uit het artikel.

Tot slot werd de methodologische kwaliteit van het onderzoek gescoord aan de hand van 9 criteria uit het Cochrane Handboek.5 Deze criteria betroffen de hoofdgebieden randomisatie, blindering, bias en onafhankelijkheid. Bij het beschrijven en analyseren van de literatuur gebruikten wij de ‘Preferred reporting items for systematic reviews and meta-analysis’(PRISMA)-richtlijn.6

Resultaten

In totaal includeerden wij 56 artikelen in dit literatuuroverzicht (zie de figuur).7-62 Deze artikelen zijn onder te verdelen in 3 domeinen aan de hand van de indicatie voor medicatie: chemotherapie, postoperatieve toepassing en overige indicaties. Per domein maakten wij een overzicht van de geïncludeerde studies (tabel 1-3).

Heterogeniteit

In alle 3 de domeinen was de heterogeniteit tussen de onderzoeken groot. Vooral in de gehanteerde dosering van de studiemedicatie (volgens richtlijn, hoger dan aanbevolen, lager dan aanbevolen), de uitkomstmaten (braken of misselijkheid, acuut of vertraagd,) en de meetmethode voor de uitkomstmaat (visueel-analoge schalen, 3- of 4-punts-Likert-schalen, dichotome uitkomsten) bleken de geïncludeerde studies onderling sterk te verschillen. Deze verschillen zijn terug te lezen in kolom 5 en 9 van de tabellen. Door de verschillen was een meta-analyse per domein niet verantwoord; wij beperken ons daarom tot een beschrijvend overzicht van de geïncludeerde studies.

Misselijkheid en braken door chemotherapie

In totaal werden 8 studies geïncludeerd over het voorkómen van vertraagde misselijkheid en braken door chemotherapie.7-14 Tabel 1 geeft een overzicht van de resultaten. De doseringen die in de geïncludeerde studies werden toegepast, waren conform de richtlijnen of hoger dan de aanbevolen maximale dagdosering.1,2 In 6 studies werd braken of misselijkheid binnen 24 h na chemotherapie geanalyseerd; in 2 studies werd gekeken naar misselijkheid of braken na 2-6 dagen. De geïncludeerde studies scoorden matig op validiteit; slechts 1 studie behaalde de maximale score.8

In de meeste studies naar anti-emetica bij chemotherapie waren metoclopramide en 5-HT3-antagonisten – eventueel in combinatie met glucocorticoïden – vergelijkbaar effectief in het voorkómen van acute of vertraagde misselijkheid of braken. In 1 studie werkte ondansetron beter dan metoclopramide als profylaxe tegen vertraagde misselijkheid.7 In een andere studie werkte ondansetron beter tegen zowel vertraagde misselijkheid als braken.14 Metoclopramide had slechts in 1 studie een beter effect dan tropisetron.11 In die studie werd metoclopramide echter in combinatie met dexamethason en lorazepam toegepast, middelen die zelf ook een anti-emetische werking hebben.

Postoperatieve misselijkheid en braken

Wij includeerden 39 studies over het voorkómen of behandelen van postoperatieve misselijkheid en braken.15-53 Hierbij ging het voornamelijk om gynaecologische operaties, kno-ingrepen bij kinderen en galblaasverwijdering. De resultaten van deze studies zijn weergegeven in tabel 2.

Net als in de studies naar anti-emetica bij chemotherapie waren verschillende uitkomstmaten gehanteerd en verschilden de definities en meetmethoden voor acuut en vertraagd postoperatief braken. In sommige studies was een andere dosering toegepast dan de dosering die wordt aanbevolen in de richtlijn ‘Postoperatieve misselijkheid en braken’.18,23,25,34,41,43 In de 7 studies die waren gericht op interventies bij kinderen was metoclopramide gedoseerd volgens de richtlijnen.26-28,44-46,48 In 2 studies werd metoclopramide oraal toegediend, terwijl parenterale toediening de voorkeur heeft bij postoperatieve misselijkheid en braken.41,42 Van de 39 studies scoorden er 6 matig tot slecht op validiteit (scores van 6 punten of minder uit 9).16,18,20,23,24,35

De conclusie in de meeste studies was dat de effectiviteit van 5-HT3-antagonisten vergelijkbaar is met of superieur aan die van metoclopramide bij de profylaxe of behandeling van postoperatieve misselijkheid en braken. In slechts 3 van de 39 studies had metoclopramide een beter effect dan ondansetron.30,50,52

Overige indicaties

Tabel 3 geeft een overzicht van studies naar de toepassing van anti-emetica voor de overige indicaties. Wij includeerden in totaal 9 studies in het domein ‘overige indicaties’.54-62 Hierin waren anti-emetica toegepast voor de volgende indicaties: radiotherapie,54,55 acute gastro-enteritis bij kinderen,56 het gebruik van opioïden,57 zwangerschap,58 apomorfinetest (dit is een test om te kijken hoe patiënten met de ziekte van Parkinson zullen reageren op behandeling met levodopa),59 en spoedeisende hulp.60-62

In de meeste geïncludeerde studies werd metoclopramide gedoseerd zoals aanbevolen.55-58,60-62 In 1 studie doseerde men zo nodig tot maximaal 60 mg/dag, wat hoger is dan aanbevolen.54 Er werd 1 studie geïncludeerd waarin domperidon werd vergeleken met een 5-HT3-antagonist; de dosering was hoger dan aanbevolen.59 Als uitkomstmaat werd in 5 van de 9 studies gekeken naar acuut braken of misselijkheid.56-60,62 Twee derde van de studies scoorde goed op validiteit (scores van 6 of meer uit 9).54-56,58-62

Alle 9 studies concludeerden dat 5-HT3-antagonisten effectiever waren dan of vergelijkbaar effectief als metoclopramide of domperidon.

Beschouwing

In alle studies die wij includeerden was de conclusie dat de effectiviteit van 5-HT3-antagonisten ter preventie van acute of vertraagde misselijkheid en braken vergelijkbaar is met die van metoclopramide of daar zelfs superieur aan is. Slechts in 5 van de 56 studies had metoclopramide of domperidon een beter effect.11,30,50,52,59 Veruit de meeste studies vergeleken metoclopramide met ondansetron. Geen van de geïncludeerde studies vergeleek metoclopramide of domperidon met palonosetron.

Een beperking van de beoordeelde studies was de grote heterogeniteit, zowel in doseringen als in uitkomstmaten en de meetmethoden hiervoor. Metoclopramide werd in de geïncludeerde studies meestal volgens de richtlijnen gedoseerd. In een aantal studies werd afgeweken van de aanbevolen dosering of toedieningsvorm. Mogelijk heeft dit invloed gehad op de effectiviteit van metoclopramide en op de conclusies van de studies.

Effectiviteit bij chemotherapie

Het Europese Geneesmiddelenagentschap (EMA) concludeert dat er voldoende bewijs is om aan te nemen dat 5-HT3-antagonisten even effectief zijn als metoclopramide in het voorkómen van vertraagde misselijkheid en braken door chemotherapie.1 Richtlijnen van de American Society of Clinical Oncology (ASCO), de Multinational Association of Supportive Care in Cancer (MASCC) en het Integraal Kankercentrum geven aan dat 5-HT3-antagonisten – eventueel in combinatie met een glucocorticoïd, vaak dexamethason – vooral effectief zijn tegen acuut braken ten gevolge van chemotherapie.63-65 Hun werkzaamheid tegen vertraagde misselijkheid en braken is beperkt en biedt dus geen wezenlijke meerwaarde in vergelijking met metoclopramide of domperidon. Om deze reden worden 5-HT3-antagonisten vaak in combinatie met een neurokinine-1(NK1)-receptorantagonist, bijvoorbeeld aprepitant, toegepast. NK1-receptorantagonisten zijn namelijk in zowel de acute als de latere fase effectief tegen braken. Een combinatie van een 5-HT3-antagonist met dexamethason en een NK1-receptorantagonist is daarom de eerste keus bij misselijkheid en braken door sterk emetogene chemotherapie.63-65 Metoclopramide wordt in de praktijk wel ingezet bij behandeling van ‘doorbraak’-misselijkheid, dat wil zeggen: misselijkheid die optreedt ondanks profylaxe met 5-HT3-antagonisten.

Uit ons literatuuroverzicht blijkt dat de effectiviteit van 5-HT3-antagonisten, zonder toevoeging van een NK1-receptorantagonist, in de meeste gevallen vergelijkbaar is met die van metoclopramide bij de preventie van vertraagde misselijkheid en braken door sterk emetogene chemotherapie. Voor zover bekend zijn er geen verschillen in effectiviteit en bijwerkingen tussen ondansetron, granisetron en tropisetron onderling bij deze specifieke indicatie.63,64 Mogelijk is palonosetron wel effectiever dan ondansetron.64

Postoperatieve misselijkheid en braken

Ook voor de indicatie ‘postoperatieve misselijkheid en braken’ was in de meeste studies de effectiviteit van 5-HT3-antagonisten vergelijkbaar met of superieur aan die van metoclopramide. In 1 studie werd metoclopramide toegepast in combinatie met droperidol, dat zelf ook een anti-emetische werking heeft.30 Dit verklaart mogelijk waarom metoclopramide in die studie effectiever was dan ondansetron.

Het EMA stelt dat intraveneus toegediende metoclopramide ongeveer even effectief is als andere geregistreerde behandelingen voor deze indicatie, waaronder dus ook 5-HT3-antagonisten.1 De ‘Consensus guideline’ van de Society for Ambulatory Anesthesia geeft aan dat 5-HT3-antagonisten tot de effectiefste geneesmiddelen horen voor de profylaxe van postoperatieve misselijkheid en braken.2,66 Metoclopramide als profylaxe is mogelijk ineffectief in de standaarddosering van 10 mg.66 Bij de behandeling van patiënten met postoperatieve misselijkheid en braken die geen profylaxe gekregen hebben, krijgen 5-HT3-antagonisten de voorkeur.66

Overige indicaties

Voor de overige indicaties vonden we te weinig studies om een uitspraak te kunnen doen over de vervangbaarheid van metoclopramide en domperidon door 5-HT3-antagonisten. Het EMA concludeert dat 5-HT3-antagonisten waarschijnlijk effectiever zijn dan metoclopramide bij de profylaxe van misselijkheid en braken door radiotherapie.1 Bij misselijkheid en braken door het gebruik van opioïden, bij acute migraineaanvallen en in de palliatieve fase geven de Nederlandse richtlijnen de voorkeur aan metoclopramide of domperidon.65,67 Bij misselijkheid en braken tijdens de zwangerschap is meclozine het middel van eerste keus en metoclopramide tweede keus. Gebruik van andere anti-emetica wordt ontraden vanwege de beperkte ervaring.2

Prokinetische werking

Metoclopramide en domperidon hebben naast een anti-emetische werking ook een prokinetische werking; dit houdt in dat ze de gastro-intestinale motiliteit kunnen bevorderen.2 Daarom worden ze ook toegepast bij aandoeningen als gastroparese (vertraagde maaglediging), gastro-oesofageale refluxziektes en dyspepsie.2 Het EMA adviseert echter om metoclopramide en domperidon niet meer toe te passen bij deze aandoeningen.1,3 Deze aandoeningen vereisen namelijk in de meeste gevallen een langdurige behandeling, waardoor bij het gebruik van metoclopramide een risico op chronische neurologische bijwerkingen bestaat.1 Met name bij deze indicaties is er dus behoefte aan een alternatief geneesmiddel.

Voor zover wij konden nagaan zijn er vooral dierexperimentele gegevens over 5-HT3-antagonisten en versnelling van de maagontlediging bij de rat, de muis en bepaalde knaagdieren. Zo is aangetoond dat de door cisplatine geïnduceerde vertraging van de maagontlediging geheel door granisetron geantagoneerd wordt, ook na chronisch gebruik van 5-HT3-antagonisten.68 Verder is de toepassing van granisetron bij gastroparese beschreven.69 Hoewel er dus geen gecontroleerd onderzoek beschikbaar is, zijn er op basis van dierexperimenteel farmacologisch onderzoek en observationeel onderzoek bij de mens voldoende aanwijzingen voor de effectiviteit van de 5-HT3-antagonisten als prokineticum.

Bijwerkingen

De bijwerkingen van metoclopramide en 5-HT3-antagonisten waren over het algemeen minimaal en goed te verdragen. Metoclopramide geeft vaker extrapiramidale bijwerkingen en bij 5-HT3-antagonisten treden vaker hoofdpijn en obstipatie op.2 5-HT3-antagonisten kunnen daarnaast hartritmestoornissen geven met verlenging van het QTc-interval, waaronder torsade de pointes.2 Met name bij gebruik van ondansetron is er een groot risico op deze bijwerkingen, volgens de zogenoemde Arizona-lijst (een lijst van QTc-verlengende middelen).70 Ook domperidon geeft een groot risico op torsade de pointes; metoclopramide heeft dit in mindere mate.70

Bij enkele patiënten zijn ook extrapiramidale stoornissen gemeld als bijwerking van 5-HT3-antagonisten.2 Het is dus belangrijk dat zowel 5-HT3-antagonisten als metoclopramide en domperidon terughoudend toegepast worden bij patiënten met een verhoogd risico op deze bijwerking.

Naast bijwerkingen kunnen anti-emetica ook interacties hebben met andere geneesmiddelen. Metoclopramide en domperidon kunnen de maaglediging en darmmotiliteit versnellen. Hierdoor kan de opname van andere geneesmiddelen in het lichaam beïnvloed worden. Vooral bij geneesmiddelen met een smal therapeutisch venster (dat wil zeggen: een klein verschil tussen de therapeutische en de toxische dosering) kan dit gevolgen hebben. Daarnaast kunnen anti-emetica ook voor metabole interacties zorgen, via CYP-enzymen.2,71

Kosten

Voorheen werd de hoge prijs van 5-HT3-antagonisten nog wel eens gehanteerd als argument tegen gebruik van deze middelen als vervanging van metoclopramide of domperidon. Door het verlopen van het patent op 5-HT3-antagonisten verschilt de prijs van deze middelen inmiddels niet veel meer van die van metoclopramide of domperidon.

Conclusie

We hebben voldoende bewijs gevonden om aan te nemen dat metoclopramide vervangen kan worden door 5-HT3-antagonisten voor de profylaxe van vertraagde misselijkheid en braken door chemotherapie en als profylaxe of behandeling van postoperatieve misselijkheid en braken. 5-HT3-antagonisten kunnen echter ook ernstige bijwerkingen veroorzaken. Voor matig emetogene chemotherapie is toepassing van metoclopramide in een dagdosering tot 30 mg gedurende maximaal 5 dagen nog steeds een optie. Er is onvoldoende bewijs voor de vervangbaarheid van metoclopramide voor de overige indicaties. Naar deze overige indicaties is meer onderzoek nodig, evenals onderzoek naar de vervangbaarheid van domperidon.

Literatuur
  1. European Medicines Agency. European Medicines Agency recommends changes to the use of metoclopramide. www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Press_release/2013/07/WC500146614.pdf, geraadpleegd op 1 oktober 2015.

  2. Kennisbank KNMP. https://kennisbank.knmp.nl (zoeken op naam geneesmiddel), geraadpleegd op 6 februari 2016.

  3. European Medicines Agency. PRAC recommends restricting use of domperidone. www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Referrals_document/Domperidone_31/Recommendation_provided_by_Pharmacovigilance_Risk_Assessment_Committee/WC500162559.pdf, geraadpleegd op 1 oktober 2015.

  4. Brouwers JRBJ, Assies J, Wiersinga WM, Huizing G, Tytgat GNJ. Plasma prolactin levels after acute and subchronic oral administration of domperidone and of metoclopramide: a cross-over study in healthy volunteers. Clin Endocrinol (Oxf). 1980;12:435-40. doi:10.1111/j.1365-2265.1980.tb02733.x Medline

  5. Cochrane Netherlands. Beoordelingsformulieren en andere downloads. http://netherlands.cochrane.org/beoordelingsformulieren-en-andere-downloads, geraadpleegd op 30 augustus 2016.

  6. Moher D, Liberati A, Tetzlaff J, Altman DG; PRISMA Group. Preferred reporting items for systematic reviews and meta-analyses: the PRISMA statement. PLOS Med. 2009;6:e1000097. doi:10.1371/journal.pmed.1000097 Medline

  7. Jørgensen M, Victor MA. Antiemetic efficacy of ondansetron and metoclopramide, both combined with corticosteroid, in malignant lymphoma patients receiving non-cisplatin chemotherapy. Acta Oncol. 1996;35:159-63. doi:10.3109/02841869609098496 Medline

  8. Aapro MS, Thuerlimann B, Sessa C, De Pree C, Bernhard J, Maibach R; Swiss Group for Clinical Cancer Research. A randomized double-blind trial to compare the clinical efficacy of granisetron with metoclopramide, both combined with dexamethasone in the prophylaxis of chemotherapy-induced delayed emesis. Ann Oncol. 2003;14:291-7. doi:10.1093/annonc/mdg075 Medline

  9. Gebbia V, Testa A, Valenza R, Cannata G, Tirrito ML, Gebbia N. Oral granisetron with or without methylprednisolone versus metoclopramide plus methylprednisolone in the management of delayed nausea and vomiting induced by cisplatin-based chemotherapy. A prospective randomized trial. Cancer. 1995;76:1821-8. doi:10.1002/1097-0142(19951115)76:10<1821::AID-CNCR2820761022>3.0.CO;2-Y Medline

  10. Chua DT, Sham JS, Au GK, et al. The antiemetic efficacy of tropisetron plus dexamethasone as compared with conventional metoclopramide-dexamethasone combination in Orientals receiving cisplatin chemotherapy: a randomized crossover trial. Br J Clin Pharmacol. 1996;41:403-8. doi:10.1046/j.1365-2125.1996.03268.x Medline

  11. Chang TC, Hsieh F, Lai CH, et al. Comparison of the efficacy of tropisetron versus a metoclopramide cocktail based on the intensity of cisplatin-induced emesis. Cancer Chemother Pharmacol. 1996;37:279-85. doi:10.1007/BF00688329 Medline

  12. The Italian Group for Antiemetic Research. Ondansetron versus metoclopramide, both combined with dexamethasone, in the prevention of cisplatin-induced delayed emesis. J Clin Oncol. 1997;15:124-30 Medline.

  13. Malik I, Moid I, Khan Z, Hussain M. Prospective randomized comparison of tropisetron with and without dexamethasone against high-dose metoclopramide in prophylaxis of acute and delayed cisplatin-induced nausea and vomiting. Am J Clin Oncol. 1999;22:126-30. doi:10.1097/00000421-199904000-00004 Medline

  14. Bhatia A, Tripathi KD, Sharma M. Efficacy & tolerability of ondansetron compared to metoclopramide in dose dependent cisplatin-induced delayed emesis. Indian J Med Res. 2004;120:183-93 Medline.

  15. Desilva PH, Darvish AH, McDonald SM, Cronin MK, Clark K. The efficacy of prophylactic ondansetron, droperidol, perphenazine, and metoclopramide in the prevention of nausea and vomiting after major gynecologic surgery. Anesth Analg. 1995;81:139-43 Medline.

  16. Paxton LD, McKay AC, Mirakhur RK. Prevention of nausea and vomiting after day case gynaecological laparoscopy. Anaesthesia. 1995;50:403-6. doi:10.1111/j.1365-2044.1995.tb05993.x Medline

  17. Polati E, Verlato G, Finco G, et al. Ondansetron versus metoclopramide in the treatment of postoperative nausea and vomiting. Anesth Analg. 1997;85:395-9 Medline.

  18. Fujii Y, Tanaka H, Somekawa Y. Granisetron, droperidol, and metoclopramide for the treatment of established postoperative nausea and vomiting in women undergoing gynecologic surgery. Am J Obstet Gynecol. 2000;182:13-6. doi:10.1016/S0002-9378(00)70484-4 Medline

  19. Pan PH, Moore CH. Comparing the efficacy of prophylactic metoclopramide, ondansetron, and placebo in cesarean section patients given epidural anesthesia. J Clin Anesth. 2001;13:430-5. doi:10.1016/S0952-8180(01)00294-X Medline

  20. Maddali MM, Mathew J, Fahr J, Zarroug AW. Postoperative nausea and vomiting in diagnostic gynaecological laparoscopic procedures: comparison of the efficacy of the combination of dexamethasone and metoclopramide with that of dexamethasone and ondansetron. J Postgrad Med. 2003;49:302-6 Medline.

  21. Abreu MP, Vieira JL, Silva IF, Miziara LEPG, Fófano R. [Efficacy of ondansetron, metoclopramide, droperidol and dexametasone in preventing post-gynecological videolaparoscopy nausea and vomiting in outpatient setting. Comparative study] (Portugees). Rev Bras Anestesiol. 2006;56:8-15 Medline.

  22. Bilgin TE, Birbicer H, Ozer Z, Doruk N, Tok E, Oral U. A comparative study of the antiemetic efficacy of dexamethasone, ondansetron, and metoclopramide in patients undergoing gynecological surgery. Med Sci Monit. 2010;16:CR336-41 Medline.

  23. Jee YS, Yoon HJ, Jang CH. Prophylactic antiemetic effects in gynecologic patients receiving fentanyl IV-patient controlled analgesia: comparison of combined treatment with ondansetron and dexamethasone with metoclopramide and dexamethasone. Korean J Anesthesiol. 2010;59:335-9. doi:10.4097/kjae.2010.59.5.335 Medline

  24. Ekinci O, Malat I, Işıtmangil G, Aydın N. A randomized comparison of droperidol, metoclopramide, tropisetron, and ondansetron for the prevention of postoperative nausea and vomiting. Gynecol Obstet Invest. 2011;71:59-65. doi:10.1159/000320747 Medline

  25. Aleyasin A, Hayatshahi A, Saffarieh E, et al. no superiority of granisetron over metoclopramide in prevention of post-operative nausea and vomiting: a randomized clinical trial. J Obstet Gynaecol India. 2014;64:59-62. doi:10.1007/s13224-013-0471-6 Medline

  26. Stene FN, Seay RE, Young LA, Bohnsack LE, Bostrom BC. Prospective, randomized, double-blind, placebo-controlled comparison of metoclopramide and ondansetron for prevention of posttonsillectomy or adenotonsillectomy emesis. J Clin Anesth. 1996;8:540-4. doi:10.1016/S0952-8180(96)00118-3 Medline

  27. Fujii Y, Tanaka H. Comparison of granisetron, droperidol, and metoclopramide for prevention of postoperative vomiting in children with a history of motion sickness undergoing tonsillectomy. J Pediatr Surg. 2001;36:460-2. doi:10.1053/jpsu.2001.21616 Medline

  28. Bolton CM, Myles PS, Carlin JB, Nolan T. Randomized, double-blind study comparing the efficacy of moderate-dose metoclopramide and ondansetron for the prophylactic control of postoperative vomiting in children after tonsillectomy. Br J Anaesth. 2007;99:699-703. doi:10.1093/bja/aem236 Medline

  29. Naguib M, el Bakry AK, Khoshim MH, et al. Prophylactic antiemetic therapy with ondansetron, tropisetron, granisetron and metoclopramide in patients undergoing laparoscopic cholecystectomy: a randomized, double-blind comparison with placebo. Can J Anaesth. 1996;43:226-31. doi:10.1007/BF03011739 Medline

  30. Steinbrook RA, Freiberger D, Gosnell JL, Brooks DC. Prophylactic antiemetics for laparoscopic cholecystectomy: ondansetron versus droperidol plus metoclopramide. Anesth Analg. 1996;83:1081-3 Medline.

  31. Steinbrook RA, Gosnell JL, Freiberger D. Prophylactic antiemetics for laparoscopic cholecystectomy: a comparison of perphenazine, droperidol plus ondansetron, and droperidol plus metoclopramide. J Clin Anesth. 1998;10:494-8. doi:10.1016/S0952-8180(98)00077-4 Medline

  32. Helmy SAK. Prophylactic anti-emetic efficacy of ondansetron in laparoscopic cholecystectomy under total intravenous anaesthesia. A randomised, double-blind comparison with droperidol, metoclopramide and placebo. Anaesthesia. 1999;54:266-71. doi:10.1046/j.1365-2044.1999.00335.x Medline

  33. Wilson EB, Bass CS, Abrameit W, Roberson R, Smith RW. Metoclopramide versus ondansetron in prophylaxis of nausea and vomiting for laparoscopic cholecystectomy. Am J Surg. 2001;181:138-41. doi:10.1016/S0002-9610(00)00574-2 Medline

  34. Quaynor H, Raeder JC. Incidence and severity of postoperative nausea and vomiting are similar after metoclopramide 20 mg and ondansetron 8 mg given by the end of laparoscopic cholecystectomies. Acta Anaesthesiol Scand. 2002;46:109-13 Medline.

  35. Leksowski K, Peryga P, Szyca R. Ondansetron, metoclopramid, dexamethason, and their combinations compared for the prevention of postoperative nausea and vomiting in patients undergoing laparoscopic cholecystectomy: a prospective randomized study. Surg Endosc. 2006;20:878-82. doi:10.1007/s00464-005-0622-7 Medline

  36. Oksuz H, Zencirci B, Ezberci M. Comparison of the effectiveness of metoclopramide, ondansetron, and granisetron on the prevention of nausea and vomiting after laparoscopic cholecystectomy. J Laparoendosc Adv Surg Tech A. 2007;17:803-8. doi:10.1089/lap.2006.0243 Medline

  37. Sandhu T, Tanvatcharaphan P, Cheunjongkolkul V. Ondansetron versus metoclopramide in prophylaxis of nausea and vomiting for laparoscopic cholecystectomy: a prospective double-blind randomized study. Asian J Surg. 2008;31:50-4. doi:10.1016/S1015-9584(08)60057-3 Medline

  38. Kaki AM, Abd El-Hakeem EE. Prophylaxis of postoperative nausea and vomiting with ondansetron, metoclopramide, or placebo in total intravenous anesthesia patients undergoing laparoscopic cholecystectomy. Saudi Med J. 2008;29:1408-13 Medline.

  39. Yilmazlar A, Yilmazlar T, Gürpinar E, Korun N, Kutlay O. Anti-emetic efficacy of tropisetron and metoclopramide. J Int Med Res. 1996;24:266-70 Medline.

  40. Fujii Y, Tanaka H, Kobayashi N. Granisetron, droperidol, and metoclopramide for preventing postoperative nausea and vomiting after thyroidectomy. Laryngoscope. 1999;109:664-7. doi:10.1097/00005537-199904000-00028 Medline

  41. Jokela R, Koivuranta M, Kangas-Saarela T, Purhonen S, Alahuhta S. Oral ondansetron, tropisetron or metoclopramide to prevent postoperative nausea and vomiting: a comparison in high-risk patients undergoing thyroid or parathyroid surgery. Acta Anaesthesiol Scand. 2002;46:519-24. doi:10.1034/j.1399-6576.2002.460508.x Medline

  42. Alexander R, Fennelly M. Comparison of ondansetron, metoclopramide and placebo as premedicants to reduce nausea and vomiting after major surgery. Anaesthesia. 1997;52:695-8. doi:10.1111/j.1365-2044.1997.az0130a.x Medline

  43. Talesh KT, Motamedi MHK, Kahnamouii S. Comparison of ondansetron and metoclopramide antiemetic prophylaxis in maxillofacial surgery patients. Oral Surg Oral Med Oral Pathol Oral Radiol Endod. 2011;111:275-7. Medline

  44. Scuderi PE, Weaver RG Jr, James RL, Mims G, Elliott WG, Weeks DB. A randomized, double-blind, placebo controlled comparison of droperidol, ondansetron, and metoclopramide for the prevention of vomiting following outpatient strabismus surgery in children. J Clin Anesth. 1997;9:551-8. doi:10.1016/S0952-8180(97)00143-8 Medline

  45. Shende D, Mandal NG. Efficacy of ondansetron and metoclopramide for preventing postoperative emesis following strabismus surgery in children. Anaesthesia. 1997;52:496-500. doi:10.1111/j.1365-2044.1997.101-az0098.x Medline

  46. Fujii Y, Tanaka H, Ito M. Treatment of vomiting after paediatric strabismus surgery with granisetron, droperidol, and metoclopramide. Ophthalmologica. 2002;216:359-62. doi:10.1159/000066182 Medline

  47. Diemunsch P, Conseiller C, Clyti N, Mamet JP; The French Ondansetron Study Group. Ondansetron compared with metoclopramide in the treatment of established postoperative nausea and vomiting. Br J Anaesth. 1997;79:322-6. doi:10.1093/bja/79.3.322 Medline

  48. Maestre JM, Puente J, Dierssen T. Prevention of postoperative nausea and vomiting with metoclopramide, droperidol and ondansetron: A randomized, double-blind comparison with placebo in ambulatory surgery. Ambul Surg. 1997;5:153-9. doi:10.1016/S0966-6532(97)00043-7

  49. Dabbous A, Khoury SJ, Chehab IR, Bartelmaos T, Khoury G. Ondansetron versus dehydrobenzoperidol and metoclopramide for management of postoperative nausea in laparoscopic surgery patients. JSLS. 2001;5:139-42 Medline.

  50. Pugh SC, Jones NC, Barsoum LZ. A comparison of prophylactic ondansetron and metoclopramide administration in patients undergoing major neurosurgical procedures. Anaesthesia. 1996;51:1162-4. doi:10.1111/j.1365-2044.1996.tb15060.x Medline

  51. Ali-Melkkilä T, Kanto J, Katevuo R. Tropisetron and metoclopramide in the prevention of postoperative nausea and vomiting. Anaesthesia. 1996;51:232-5. doi:10.1111/j.1365-2044.1996.tb13639.x Medline

  52. Woodward DK, Sherry KM, Harrison D. Antiemetic prophylaxis in cardiac surgery: comparison of metoclopramide and ondansetron. Br J Anaesth. 1999;83:933-5. doi:10.1093/bja/83.6.933 Medline

  53. Fujii Y, Tanaka H, Kawasaki T. A comparison of granisetron, droperidol, and metoclopramide in the treatment of established nausea and vomiting after breast surgery: a double-blind, randomized, controlled trial. Clin Ther. 2003;25:1142-9. doi:10.1016/S0149-2918(03)80072-3 Medline

  54. Aass N, Håtun DE, Thoresen M, Fosså SD. Prophylactic use of tropisetron or metoclopramide during adjuvant abdominal radiotherapy of seminoma stage I: a randomised, open trial in 23 patients. Radiother Oncol. 1997;45:125-8. doi:10.1016/S0167-8140(97)00099-6 Medline

  55. Mirzababaee M, Shafiei B, Seifollahi S, et al. Management of gastrointestinal complaints in differentiated thyroid cancer patients treated with (131)I. Nucl Med (Stuttg). 2014;53:186-9. doi:10.3413/Nukmed-0654-14-03 Medline

  56. Al-Ansari K, Alomary S, Abdulateef H, Alshawagfa M, Kamal K. Metoclopramide versus ondansetron for the treatment of vomiting in children with acute gastroenteritis. J Pediatr Gastroenterol Nutr. 2011;53:156-60. doi:10.1097/MPG.0b013e3182132d8d Medline

  57. Hardy J, Daly S, McQuade B, et al. A double-blind, randomised, parallel group, multinational, multicentre study comparing a single dose of ondansetron 24 mg p.o. with placebo and metoclopramide 10 mg t.d.s. p.o. in the treatment of opioid-induced nausea and emesis in cancer patients. Support Care Cancer. 2002;10:231-6. doi:10.1007/s00520-001-0332-1 Medline

  58. Abas MN, Tan PC, Azmi N, Omar SZ. Ondansetron compared with metoclopramide for hyperemesis gravidarum: a randomized controlled trial. Obstet Gynecol. 2014;123:1272-9. doi:10.1097/AOG.0000000000000242 Medline

  59. Arnold G, Schwarz J, Macher C, Oertel WH. Domperidone is superior to ondansetron in acute apomorphine challenge in previously untreated parkinsonian patients - a double blind study. Parkinsonism Relat Disord. 1997;3:191-3. doi:10.1016/S1353-8020(97)00032-1 Medline

  60. Barrett TW, Dipersio DM, Jenkins CA, Jack M, McCoin NS, Storrow AB, et al. A randomized, placebo-controlled trial of ondansetron, metoclopramide, and promethazine in adults. Am J Emerg Med. 2011;29:247-55. Medline

  61. Chae J, Taylor DM, Frauman AG. Tropisetron versus metoclopramide for the treatment of nausea and vomiting in the emergency department: A randomized, double-blinded, clinical trial. Emerg Med Australas. 2011;23:554-61. doi:10.1111/j.1742-6723.2011.01444.x Medline

  62. Egerton-Warburton D, Meek R, Mee MJ, Braitberg G. Antiemetic use for nausea and vomiting in adult emergency department patients: randomized controlled trial comparing ondansetron, metoclopramide, and placebo. Ann Emerg Med. 2014;64:526-32. doi:10.1016/j.annemergmed.2014.03.017 Medline

  63. Hesketh PJ, Bohlke K, Lyman GH, et al; American Society of Clinical Oncology. Antiemetics: American Society of Clinical Oncology Focused Guideline Update. J Clin Oncol. 2016;34:381-6. doi:10.1200/JCO.2015.64.3635 Medline

  64. Herrstedt J. Antiemetics: an update and the MASCC guidelines applied in clinical practice. Nat Clin Pract Oncol. 2008;5:32-43. doi:10.1038/ncponc1021 Medline

  65. Integraal Kankercentrum Nederland. www.pallialine.nl, geraadpleegd op 1 oktober 2015.

  66. Gan TJ, Diemunsch P, Habib AS, et al; Society for Ambulatory Anesthesia. Consensus guidelines for the management of postoperative nausea and vomiting. Anesth Analg. 2014;118:85-113. doi:10.1213/ANE.0000000000000002 Medline

  67. NHG-Standaard Hoofdpijn. www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-hoofdpijn#Richtlijnenbeleid, geraadpleegd op 1 oktober 2015.

  68. Vera G, López-Pérez AE, Martínez-Villaluenga M, Cabezos PA, Abalo R. X-ray analysis of the effect of the 5-HT3 receptor antagonist granisetron on gastrointestinal motility in rats repeatedly treated with the antitumoral drug cisplatin. Exp Brain Res. 2014;232:2601-12. doi:10.1007/s00221-014-3954-5 Medline

  69. Simmons K, Parkman HP. Granisetron transdermal system improves refractory nausea and vomiting in gastroparesis. Dig Dis Sci. 2014;59:1231-4. doi:10.1007/s10620-014-3097-3 Medline

  70. CredibleMeds. QTDrugs List (gratis toegang, maar registratie is vereist). https://crediblemeds.org/index.php/?cID=328, geraadpleegd op 6 februari 2016.

  71. Youssef AS, Parkman HP, Nagar S. Drug-drug interactions in pharmacologic management of gastroparesis. Neurogastroenterol Motil. 2015;27:1528-41. doi:10.1111/nmo.12614 Medline

Auteursinformatie

Deventer Ziekenhuis, afd. Klinische farmacie, Deventer.

Drs. I. Mouch, apotheker; dr. E. van ’t Riet, wetenschapscoördinator-epidemioloog; dr. F.G.A. Jansman, ziekenhuisapotheker-klinisch farmacoloog (tevens: Rijksuniversiteit Groningen, afd. Farmacotherapie, -Epidemiologie en -Economie).

Rijksuniversiteit Groningen, afd. Farmacotherapie, -Epidemiologie en -Economie, Groningen.

Prof.dr. J.R.B.J. Brouwers, ziekenhuisapotheker-klinisch farmacoloog

Wilhelmina Ziekenhuis, afd. Interne geneeskunde, Assen.

Dr. P. Nieboer, internist-oncoloog.

Medisch Centrum de Veluwe, Apeldoorn.

Dr. M.H. Otten, mdl-arts (tevens: UMC Utrecht).

Contact dr. F.G.A. Jansman (f.g.a.jansman@dz.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: geen gemeld.

Auteur Belangenverstrengeling
Ikrame Mouch ICMJE-formulier
J.R.B.J. (Koos) Brouwers ICMJE-formulier
Esther van ’t Riet ICMJE-formulier
Peter Nieboer ICMJE-formulier
Marten H. Otten ICMJE-formulier
Frank G.A. Jansman ICMJE-formulier
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties