Een overzicht van werkingsmechanismen en toepassingen

Biologicals in de reumatologie

Pols met pijn
Diane van der Woude
Astrid van Tubergen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2024;168:D8051
Abstract

Beste collega’s,

In dit artikel gaan we het hebben over biologicals. Biologicals hebben de behandeling van reumatische aandoeningen revolutionair veranderd. Maar wat zijn dit eigenlijk voor middelen? Hoe werken ze, en wat is hun plaats in de behandeling?

Samenvatting

Biologicals hebben een doorbraak betekend binnen de reumatologie. Aan de hand van twee patiënten beschrijft dit artikel in grote lijnen de behandeling van reumatologische aandoeningen met biologicals. De meeste biologicals remmen cytokines. Omdat bij de diverse reumatische ziekten specifieke cytokines een dominante rol spelen, worden hiervoor verschillende cytokine-remmende biologicals ingezet. B-celremming is het werkingsmechanisme van een andere groep biologicals, die met name bij systeemziekten worden toegepast (SLE en vasculitis). Ook de bijwerkingen en voorzorgsmaatregelen komen kort aan de orde, zodat dit overzicht optimale handvatten biedt om de behandeling van reumatologische aandoeningen met biologicals te begrijpen.

Auteursinformatie

LUMC, afd. Reumatologie, Leiden: dr. D. van der Woude, reumatoloog. Maastricht UMC+, afd. Interne Geneeskunde, Maastricht: prof.dr. A. van Tubergen, reumatoloog (tevens: Care and Public Health Research Institute (CAPHRI), Universiteit Maastricht).

Contact D. van der Woude (dvanderwoude@lumc.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: ICMJE-formulieren met de belangenverklaring van de auteurs zijn online beschikbaar bij dit artikel.

Auteur Belangenverstrengeling
Diane van der Woude ICMJE-formulier
Astrid van Tubergen ICMJE-formulier
Dit artikel is gepubliceerd in het dossier
Huisartsgeneeskunde
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Jan
van der Meulen

Met interesse het artikel gelezen en was benieuwd of de auteurs aandacht besteedden aan de in de klinische praktijk van patiënten met reumatoïde artritis en met psoriasis veel voorkomende vitamine D deficiëntie (1,2) Een dergelijke deficiëntie gaat namelijk bij patiënten met de ziekte van Crohn gepaard met een verminderde anti-TNF inductie- en onderhoudstherapie (3,4) Jammer genoeg hebben de auteurs de vitamine status van hun patiënten niet vermeld. Ik vermoed dat de matige response op etanercept bij tweede patiënt hierdoor kan zijn veroorzaakt.

J. van der Meulen, gepensioneerd internist-opleider
Literatuur

1. Meena N, Singh Chawla SP, Garg R, et al. Assessment of vitamin D in rheumatoid arthritis and its correlation with disease activity. J Nat Sci Biol Med. 2018;9:54-58.

doi: 10.4103/jnsbm.JNSBM_128_17

2. Orgaz-Molina J, Buendía-Eisman A, Arrabal-Polo MA, et al. Deficiency of serum concentration of 25-hydroxyvitamin D in psoriatic patients: a case-control study. J Am Acad Dermatol. 2012;67:931–938. doi: 10.1016/j.jaad.2012.01.040 

3. Zator ZA, Cantu SM, Konijeti GG, et al. Pretreatment 25-hydroxyvitamin D levels and durability of anti-tumor necrosis factor-α therapy in inflammatory bowel diseases. J Parenter Enteral Nutr. 2014;38:385-91. doi: 10.1177/0148607113504002.

4. Hizarcioglu-Gulsen H, Kaplan JL, Moran CJ, et al. The impact of vitamin D on response to anti-Tumor Necrosis Factor-α therapy in children with inflammatory bowel disease. J Pediatr Gastroenterol Nutr. 2021;72:e125-e131. doi: 10.1097/MPG.0000000000003064. 


 

Diane
van der Woude

Dank aan collega van der Meulen voor deze zeer interessante vraag. Vitamine D staat zeker in de belangstelling binnen de reumatologie en de invloed van vitamine D op diverse relevante celtypes, o.a. synoviocyten wordt veelvuldig onderzocht. Of vitamine-D deficientie gepaard gaat met een slechtere respons op biologicals is voor reumatische aandoeningen niet grondig onderzocht. Dit lijkt me, zeker gezien de referenties die collega van der Meulen noemt, echter een zeer waardevolle suggestie voor toekomstige studies.

Diane van der Woude, reumatoloog, LUMC