Vijf jaar geleden ging de eerste ziekenhuisarts aan het werk in Nederland. Er werd veel verwacht van dit nieuwe specialisme, en nog steeds ziet de medische wereld de potentie ervan in. Toch staat de financiering van de opleiding nu op losse schroeven.
Ergens rond 2010 kreeg Paetrick Netten, internist in het Jeroen Bosch Ziekenhuis, een telefoontje van UMCG-bestuurslid Frans Jaspers. Deze bleek al een aantal jaar met het idee te spelen om een nieuwe specialisatie te introduceren in Nederland: dat van de ziekenhuisgeneeskunde. Hij vroeg Netten of hij met een paar collega-internisten wilde werken aan een opleidingsplan. De gedachte achter het nieuwe specialisme was dat het alomvattende zorg zou leveren aan de patiënt in de tweede lijn, zoals de huisarts dat doet in eerste lijn. Netten: ‘Jaspers zag dat er een groeiende behoefte was aan een generalist tussen de superspecialisten, doordat ziekenhuispatiënten steeds ouder worden en een toenemend aantal comorbiditeiten vertonen.’
Ook instanties als de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), de Raad van Volksgezondheid en het Zorginstituut Nederland bleken die behoefte waar te nemen.1-3 Zo deed de NFU het voorstel om generalistisch opgeleide artsen basiszorgtaken te laten overnemen van…
prof. Rijk Gans was initiatiefnemer opleiding tot ziekenhuisarts
Collega Heijnen geeft een gedegen overzicht van de ontwikkelingen rondom de ziekenhuisgeneeskunde. Echter de inleiding vermeldt niet dat de opleiding tot ziekenhuisarts tot stand gekomen is onder voorzitterschap van Prof. Rijk Gans, die de eer toekomt initiatiefnemer te zijn van het landelijk opleidingsplan en daarmee van de gewenste positionering van de ziekenhuisarts. Hij heeft daarbij contacten gelegd met de wetenschappelijke vereningen en daarmee draagvlak weten te creëren, zodat het profiel in 2014 al erkend werd door het College Geneeskundig Specialismen. Als voorzitter van de Vereniging voor ZiekenhuisGeneeskunde speelt hij nog steeds een grote rol bij de verdere implementatie van de ziekenhuisgeneeskunde.
Paetrick Netten, internist, Jeroen Bosch Ziekenhuis
Huisartsgeneeskunde en palliatieve zorg missen in opleiding
Een interessante ontwikkeling de ziekenhuisarts! Tijdens mijn loopbaan als arts heb ik vaak gemerkt dat een generalist in het ziekenhuis node gemist werd. En die functie had mij boeiend geleken - in de jaren 80 nog geprobeerd die functie te bemachtigen dat lukte uiteraard niet. Maar niet makkelijk vorm te geven zoals ook blijkt uit het artikel van collega Heijnen. Als ik naar het opleidingsprogramma kijk mis ik een verplichte stage bij de huisarts. In te passen in de extramurale en keuzestage. Minstens 3 maanden. De huisarts is immers de behandelaar voor en na de opname in het ziekenhuis. Verder lijkt mij verdieping in palliatieve zorg heel erg nuttig. Of de verkorte specialisten cursus tijdens de opleiding of de kaderopleiding na de opleiding.
Ik lees niets over diensten tijdens de opleiding en daarna, hoe is dat geregeld?
A.M. van Bemmel - Uittenhout, hospice arts, huisarts n.p.
reactie auteur
Geachte collega Van Bemmel - Uittenhout,
Dank voor het delen van uw reactie en ervaringen.
De extramurale stage wordt inderdaad in sommige centra gebruikt voor een stage bij de huisarts, precies om de reden die u noemt. Voor de ziekenhuisarts is de overdracht naar de eerstelijn een essentieel onderdeel van het takenpakket.
Het onderwijsprogramma - zowel landelijk als lokaal - biedt ruimte aan de behandeling van velerlei vakoverstijgende onderwerpen, waar palliatieve zorg er één van is.
Tijdens het eerste jaar van de opleiding doet de ziekenhuisarts in opleiding (in ieder geval) diensten als onderdeel van de stage interne geneeskunde.
Met vriendelijke groet,
Jeanne Heijnen