Toets voor nascholing (verlopen)
Aan dit leerartikel was een toets gekoppeld waarmee je nascholingspunten kon verdienen.
Samenvatting
- Wanneer een jong persoon plotseling overlijdt, bestaat er een reële kans dat een erfelijke hartziekte de oorzaak was.
- Obductie speelt een belangrijke rol bij het vaststellen van de doodsoorzaak, maar het percentage obducties in Nederland ligt relatief laag. Praktische problemen en insufficiënte informatievoorziening over obductie spelen een rol.
- Het is belangrijk om de familie in te lichten over het belang van obductie en DNA-onderzoek. Als de familie obductie weigert, kan zij wel toestemming geven om materiaal voor DNA-onderzoek af te nemen. Als er geen obductie en evenmin DNA-diagnostiek is gedaan, wordt cardiologische screening van familieleden alsnog sterk geadviseerd.
- Nieuwe richtlijnen en procedures voor diagnostiek na plotseling overlijden zijn van groot belang. Daarom ontwikkelden wij een stappenplan om zorgverleners te ondersteunen.
- Het vroegtijdig opsporen van erfelijke hartziekten kan plotseling overlijden van familieleden voorkomen door bijvoorbeeld preventieve medicatie of een inwendige defibrillator (ICD).
Kernpunten
- Per jaar krijgt 1 op de 1000 Nederlanders buiten het ziekenhuis een hartstilstand.
- Bij jonge mensen die plotseling overlijden bestaat er een reële kans op een erfelijke hartziekte.
- Obductie en DNA-diagnostiek spelen een belangrijke rol bij het vaststellen van de doodsoorzaak.
- Als er geen toestemming voor obductie van een plotseling overleden jongvolwassene wordt verkregen, kan ook alleen DNA-materiaal afgenomen worden met een huidbiopt.
- Ons nieuwe stappenplan voor diagnostiek na plotseling overlijden kan zorgverleners ondersteuning bieden bij de praktische zaken rondom het overlijden.
- Screening van familieleden kan plotse dood door een erfelijke hartziekte voorkómen, ook wanneer er geen diagnostiek bij de overledene gedaan is.
Casus
U bent huisarts en heeft avonddienst. U wordt gebeld door de centrale. Een van de patiënten uit de praktijk van uw collega is plotseling overleden. Het gaat om een voorheen gezonde man van 33 jaar. De ambulance was als eerste ter plaatse maar is niet gestart met reanimatie, de dood was reeds ingetreden. U wordt gevraagd om een schouw te verrichten en met de familie te spreken. Eenmaal aangekomen bij het huis vindt u een zeer aangeslagen familie. Volgens de familie is de overledene vier uur geleden voor het laatst levend gezien; de man werd door zijn vrouw thuis aangetroffen. U schouwt de patiënt en stelt de dood vast. U loopt naar de huiskamer om de verdere gang van zaken met de familie te bespreken. Maar wat vertelt u eigenlijk aan de familie? En welk advies geeft u hen?
artikel
Plotselinge hartdood wordt gedefinieerd als plotseling en onverwachts overlijden binnen een korte tijd na het ontstaan van eventuele klachten. Plotselinge hartdood is een reëel probleem in de westerse wereld. Jaarlijks krijgt 1 op de 1000 Nederlanders tussen de 20-75 jaar buiten het ziekenhuis plotseling een hartstilstand.1,2 Ongeveer driekwart van de mensen overleeft een reanimatie buiten het ziekenhuis niet.3
Een hartstilstand kan veel verschillende oorzaken hebben. Bij het merendeel van de oudere patiënten wordt een plotselinge hartstilstand veroorzaakt door coronairlijden. Bij jongere patiënten ligt er vaker een erfelijke hartziekte aan ten grondslag.4 Uitgebreide diagnostiek bij de overledene en screening van familieleden is belangrijk om een eventuele erfelijke hartziekte op te sporen en wordt door meerdere internationale richtlijnen aanbevolen.5,6
In de praktijk blijken er echter diverse knelpunten te zijn rond de diagnostiek na plotseling overlijden. In dit artikel beschrijven wij de huidige stand van zaken op het gebied van de epidemiologie, etiologie en diagnostiek van plotseling overlijden. Welke onderzoeken zijn geïndiceerd wanneer iemand plotseling is overleden? En wat is de opbrengst van deze onderzoeken? Om deze vragen te beantwoorden raadpleegden wij de huidige internationale richtlijnen, inclusief aanvullende achtergrondliteratuur.5,6 Daarnaast introduceren wij een nieuw stappenplan om zorgverleners meer informatie te bieden over de noodzaak van vervolgonderzoek, de gewenste werkwijze en kosten van obductie en DNA-onderzoek.
Plotseling overlijden bij jonge mensen
Waar coronairlijden in de oudere bevolking de meest voorkomende oorzaak van plotse dood is, komt dit bij jong volwassenen weinig voor (figuur 1). Bij slechts 15% van de personen jonger dan 35 jaar die plotseling overleden zijn, wordt coronairlijden geconstateerd. Dit loopt op tot 44% bij personen van 35-49 jaar oud.7 Het plotseling overlijden van een kind of jongvolwassene – vooral mensen onder de 45 jaar – is dus een signaal dat er mogelijk sprake is van een erfelijke hartziekte. Bij een plotse dood van een patiënt boven de 45 jaar is een erfelijke oorzaak alsnog reëel als ischemisch hartlijden uitgesloten is.
Erfelijke hartziekten kunnen worden onderverdeeld in cardiomyopathieën en elektrische hartziekten. Een cardiomyopathie veroorzaakt structurele veranderingen in het hart, bijvoorbeeld hypertrofie of dilatatie van de hartspier. Bij obductie kunnen deze afwijkingen vaak vastgesteld worden. Het vaststellen van deze afwijkingen is belangrijk. Als er bijvoorbeeld aanwijzingen zijn voor een hypertrofische cardiomyopathie, kan gericht gezocht worden naar genetische afwijkingen binnen de familie.
Bij een elektrische hartziekte is er sprake van een defect in een van de ionkanalen van de cardiomyocyten, waardoor ritmestoornissen kunnen optreden. Voorbeelden hiervan zijn het Brugada-syndroom en het lange-QT-syndroom. Deze afwijkingen zijn niet zichtbaar bij obductie. Bij 1 op de 3 jonge mensen wordt tijdens obductie geen oorzaak gevonden voor het plotseling overlijden.7,8 Bij personen jonger dan 35 loopt dit aantal op tot wel 48%.7 Als er geen oorzaak voor het overlijden wordt vastgesteld bij obductie, spreekt men ook wel van het ‘sudden arrhythmic death syndrome’ (SADS). Bij deze overledenen is er een sterke verdenking op een – vaak erfelijke – elektrische hartziekte en wordt cardiogenetische screening van eerstegraads familieleden sterk geadviseerd (zie figuur 1).5,6
Vervolg casus
U spreekt met de familie over de overledene. Uit het gesprek komt naar voren dat patiënt geheel gezond was en geen duidelijke klachten had vóór het overlijden. U herinnert zich dat het vaststellen van een oorzaak in dit geval belangrijke gevolgen kan hebben voor de familieleden en bespreekt de mogelijkheid tot obductie. De familie heeft veel vragen over de noodzaak van obductie en wat er precies gebeurt tijdens een obductie.
Obductie
Praktische zaken
Als er geen duidelijke oorzaak voor het overlijden is bestaat er een reële kans op een erfelijke hartziekte. Om de oorzaak van overlijden te achterhalen wordt obductie sterk aanbevolen.5,6,9 Het bespreken van obductie met familieleden blijkt in de praktijk lastig door verdriet en onbegrip. Een informatiefolder voor familieleden over obductie kan zorgverleners helpen om familieleden in begrijpelijke taal uit te leggen wat er wel en niet gebeurt tijdens een obductie; er zijn ook websites met informatie (www.umcutrecht.nl/acuutoverlijden).
Naast het emotionele aspect is er ook een financieel aspect. Vanaf het tijdstip van overlijden is er namelijk geen sprake meer van een verzekerde. De kosten voor obductie en transport komen dus voor rekening van de familie. Obductie kost gemiddeld 300 euro, maar wordt in de meeste gevallen niet in rekening gebracht.10 Het transport van de overledene naar de obductieruimte (kosten gemiddeld 400 euro) komt echter altijd voor rekening van de familie.10 Dit betekent dat de totale kosten zullen variëren tussen de 400 en 700 euro. Deze financiële drempel kan in de praktijk een bezwaar zijn voor de familie.
Procedure bij kinderen
De procedure voor obductie van minderjarigen verschilt van die voor volwassenen. In het geval van onverwacht en onverklaard overlijden van een minderjarige gaat in principe de NODOK-procedure in (NODOK staat voor ‘Nader Onderzoek naar de DoodsOorzaak bij Kinderen’).11 Deze regeling bestaat sinds 2016. De NODOK-procedure draagt bij aan het achterhalen van de doodsoorzaak en het in kaart brengen van de omstandigheden die bijgedragen hebben aan het overlijden. Deze procedure maakt laagdrempelig overleg tussen de forensisch arts en een gespecialiseerde kinderarts van het UMC mogelijk. Als de ouders toestemming geven, wordt er obductie en DNA-diagnostiek uitgevoerd om de doodsoorzaak te achterhalen. Gegevens over het kind, toegepaste onderzoeken en uitslagen worden opgeslagen in een landelijke database. Volgens een evaluatierapport was er na de NODOK-procedure in 34% van de gevallen een indicatie voor genetische counseling van familieleden van het overleden kind.12 De NODOK-procedure lijkt dus een bijdrage te leveren aan het opsporen van genetische aandoeningen.
Procedure bij jongvolwassenen
In het geval van onverwacht en onverklaard overlijden van een jongvolwassene bestaat zo’n protocol echter niet. In Nederland wordt alleen een gerechtelijke obductie uitgevoerd als de schouwend arts een niet-natuurlijke dood niet kan uitsluiten. Een klinische obductie moet geïnitieerd en besproken worden door de schouwend arts, bijvoorbeeld de huisarts. Dit betekent dat deze arts op de hoogte moet zijn van deze mogelijkheid, hoe dit in zijn werk gaat en wat de voor- en nadelen voor de familie zijn.
In bepaalde landen, bijvoorbeeld Denemarken, is een gerechtelijke obductie inclusief toxicologische screening verplicht in alle gevallen van plotseling onverklaard overlijden waarbij de doodsoorzaak niet vastgesteld kan worden tijdens de lijkschouw. Dit resulteert in een hoog percentage obducties bij jonge mensen die plotseling overlijden, namelijk wel 75%.13
Opbrengst van de obductie
Een grote Nederlandse studie laat zien dat obductie bij slechts 43% van de plotseling overleden personen onder de 45 jaar wordt verricht. Bij mensen zonder relevante voorgeschiedenis ligt het percentage obducties iets hoger, namelijk op een bescheiden 60%. Volgens sommige publicaties is er na obductie echter vaak – bij wel 64% van de plotseling overleden personen – reden om een erfelijke hartziekte te vermoeden.7,14 Obductie wordt dus maar relatief weinig uitgevoerd ondanks het grote belang ervan.
Interventies uit een grote Nederlandse studie, zoals het opzetten van een 24/7-informatielijn, een website en extra onderwijs aan huisartsen, hadden geen effect op het percentage obducties.14 Meerdere factoren spelen een rol, waaronder eerder genoemde financiële en logistieke problemen. Tevens blijken sommige huisartsen niet overtuigd van de diagnostische waarde van een obductie.14 De huidige Nederlandse richtlijnen bieden weinig ondersteuning op dit gebied.15,16 Een duidelijk stappenplan voor behandelend artsen bij onverwacht overlijden van jongvolwassen is noodzakelijk; figuur 2 toont een stroomdiagram dat artsen informeert over de mogelijkheden voor diagnostiek en verwijzing naar de juiste informatiebronnen in de desbetreffende regio.
Vervolg casus
De familie heeft persoonlijke bezwaren tegen obductie en besluit hier toch vanaf te zien. In dit gesprek haalt u aan dat er ook nog optie is tot het afnemen van materiaal voor DNA-onderzoek. U heeft dit zelf nooit eerder meegemaakt en gaat online op zoek naar informatie.
Postmortaal genetisch onderzoek
Praktische zaken
Tegenwoordig bestaat ook de mogelijkheid om na het overlijden genetische diagnostiek uit te voeren. Bij de obductie neemt de patholoog tijdens het onderzoek wat DNA-materiaal af. Als er geen toestemming voor obductie wordt verkregen, kan buiten het ziekenhuis alsnog DNA veilig gesteld worden met een huidbiopt. Hier zijn alleen een biopteur of mesje, pincet, schaar, alcohol en een steriel potje voor nodig (instructies hiervoor zijn te vinden via de website www.umcutrecht.nl/acuutoverlijden). Het huidbiopt wordt vervolgens kosteloos door een koerier opgehaald. Als de behandeling van een persoon met een hartstilstand binnen het ziekenhuis wordt gestaakt, is het van belang om bloed af te nemen voor DNA-isolatie. Het DNA-materiaal wordt kosteloos opgeslagen bij de afdeling Genetica en onderzocht zodra het eerste familielid zich meldt voor screening.
Opbrengst
Wanneer na de obductie verdenking op een erfelijke hartziekte is gerezen, kan de patholoog adviseren om de familieleden te verwijzen voor cardiogenetische screening.9 Als er geen obductie is gedaan maar wel DNA-materiaal is opgeslagen, kan de huisarts familieleden doorverwijzen. Postmortaal genetisch onderzoek bij een jong overledene geeft een bescheiden opbrengst aan opgespoorde erfelijke hartziekten van ongeveer 13-32%.17,18 In combinatie met cardiogenetische screening van familieleden kan de diagnostische opbrengst echter oplopen tot ongeveer 40-50%.18 De interpretatie van genetische varianten is vaak moeilijk als er geen obductie heeft plaatsgevonden en het fenotype dus onbekend is. Het afnemen van DNA is dus géén goede vervanging voor obductie, maar kan in sommige gevallen wel bijdragen aan het stellen van een diagnose bij familieleden.
Vervolg casus
Een jaar na het overlijden meldt de zus van het slachtoffer zich in uw praktijk. Zij heeft een kinderwens en maakt zich nu na het overlijden van haar broer zorgen dat er iets in de familie voorkomt waardoor zij of haar toekomstige kinderen mogelijk ook risico lopen. Ze vraagt uw advies.
Cardiogenetische screening familieleden
Praktische zaken
In de meeste gevallen van plotseling overlijden is klinische screening van familieleden geïndiceerd (zie figuur 2). De uitgebreidheid van deze screening is afhankelijk van de bevindingen bij de overledene. Als bij de overledene geen obductie werd verricht en ook geen DNA-materiaal werd afgenomen, wordt cardiologische – en eventueel genetische – screening van familieleden alsnog geadviseerd.
Klinische screening van eerstegraadsfamilieleden kan het beste plaatsvinden volgens een standaardaanpak in een cardiogenetische kliniek.19 Deze spreekuren vinden plaats in academische ziekenhuizen; daarbij wordt gebruikgemaakt van een multidisciplinaire aanpak.6,20 Het onderzoek bestaat minimaal uit een uitgebreide familieanamnese, lichamelijk onderzoek, ecg, echografie en een inspanningstest. Wanneer er een verdenking is op een specifieke hartziekte kan verder aanvullend onderzoek gedaan worden. Alle bevindingen worden uiteindelijk gebruikt om gericht genetisch onderzoek te verrichten bij familieleden en – als er DNA-materiaal beschikbaar is – van de overledene.
Opbrengst
De opbrengst van cardiogenetische screening bij familieleden van plotseling overleden jonge mensen is hoog. Bij 33% van de plotseling overleden personen bij wie obductie geen duidelijke oorzaak aan het licht brengt, wordt een erfelijke hartziekte in de familie gevonden.21 De opbrengst is het hoogste als er eerst obductie en DNA-onderzoek gedaan wordt, maar ook met alleen screening van familieleden kunnen veel erfelijke hartziekten opgespoord worden. In Nederland echter bedraagt het percentage familieleden dat zich laat onderzoeken naar aanleiding van het plotseling overlijden van een jong familielid momenteel slechts 14%.14 Mogelijke barrières voor verwijzing zijn ontbrekende of incomplete adviezen voor screening van de patholoog, lastig te traceren familieleden en onvoldoende expertise van lokale cardiologen, waardoor sommige erfelijke hartziektes mogelijk gemist worden.
Het belang van vroegtijdige opsporing
Het opsporen van familieleden met een erfelijke hartziekte is van groot belang. In sommige gevallen kan medicamenteuze behandeling of een implanteerbare defibrillator plotseling overlijden voorkomen. Mensen met het lange-QT-syndroom kunnen lang asymptomatisch blijven, maar hebben wel een verhoogd risico op plotseling overlijden door ritmestoornissen. Behandeling met bètablokkers bij deze patiënten wordt sterk aanbevolen, omdat dat de kans op ritmestoornissen verlaagd.22
Ook patiënten met een hypertrofische cardiomyopathie hebben een verhoogd risico op hartritmestoornissen, maar zijn vaak asymptomatisch.23,24 Het opsporen en onderzoeken van deze patiënten is belangrijk. Een ernstig verdikte hartspier, ventriculaire tachycardieën bij een holteronderzoek en een positieve familieanamnese voor plotseling overlijden zijn belangrijke risicofactoren voor ritmestoornissen. Patiënten met meerdere risicofactoren hebben een reële kans op plotseling overlijden door ritmestoornissen.24 Plotseling overlijden kan bij deze patiënten voorkomen worden door een implanteerbare defibrillator.
Toekomstmuziek
Er lijkt een hoop verbetering mogelijk. Nieuwe richtlijnen en procedures voor diagnostiek na plotseling overlijden voor volwassenen – in het bijzonder jongvolwassenen – zijn van groot belang. Een recent rapport van de ‘Taskforce lijkschouw en gerechtelijke sectie’ benadrukte dat het uitvoeren van obductie bij overlijden op jonge leeftijd zinvol is.25 Volgens hen geldt: ‘ja, tenzij op grond van de omstandigheden van obductie kan worden afgezien’.
De huidige inrichting van het wettelijk systeem en de financiële last voor familieleden is echter een probleem en verandering van dit systeem lijkt noodzakelijk. Daarnaast ontbreekt een laagdrempelig instrument om behandelend artsen snel te voorzien van de benodigde informatie.25 Een duidelijk stappenplan met eenvoudige toegang tot de benodigde documenten is ons inziens essentieel (zie figuur 2). Gezien de huidige technologische vooruitgang in de zorg kan bijvoorbeeld een elektronische applicatie (app) een goede optie zijn.
Conclusie
Wanneer een jong persoon plotseling overlijdt bestaat er een reële kans dat een erfelijke hartziekte de oorzaak was. De kans om een oorzaak te vinden is het grootst wanneer er uitgebreid onderzoek wordt gedaan bij zowel de overledene als de familieleden. Diagnostiek na plotseling overlijden bij kinderen is duidelijk vastgelegd in de NODOK-procedure, maar voor plotseling overleden volwassenen ontbreekt vooralsnog een duidelijke werkwijze.
Obductie en DNA-onderzoek zijn bij zowel kinderen als volwassenen in het geval van plotseling overlijden van groot belang om de doodsoorzaak op te sporen. Nieuwe richtlijnen en procedures voor diagnostiek na plotseling overlijden van volwassenen zijn noodzakelijk om artsen te voorzien van de benodigde informatie. Door erfelijke hartziekten vroegtijdig op te sporen kan plotseling overlijden van familieleden namelijk voorkómen worden.
Literatuur
De Vreede-Swagemakers JJM, Gorgels APM, Dubois-Arbouw WI, et al. Out-of-hospital cardiac arrest in the 1990’s: a population-based study in the Maastricht area on incidence, characteristics and survival. J Am Coll Cardiol. 1997;30:1500-5. doi:10.1016/S0735-1097(97)00355-0. Medline
Wellens HJJ, Schwartz PJ, Lindemans FW, et al. Risk stratification for sudden cardiac death: current status and challenges for the future. Eur Heart J. 2014;35:1642-51. doi:10.1093/eurheartj/ehu176. Medline
Reanimatie in Nederland, 2016. Den Haag: Hartstichting; oktober 2016.
Zipes DP, Wellens HJJ. Sudden cardiac death. Circulation. 1998;98:2334-51. doi:10.1161/01.CIR.98.21.2334. Medline
Al-Khatib SM, Stevenson WG, Ackerman MJ, et al. 2017 AHA/ACC/HRS guideline for management of patients with ventricular arrhythmias and the prevention of sudden cardiac death: Executive summary. Heart Rhythm. 2018;15:e190-e252. doi:10.1016/j.hrthm.2017.10.035. Medline
Priori SG, Blomström-Lundqvist C, Mazzanti A, et al; ESC Scientific Document Group. 2015 ESC Guidelines for the management of patients with ventricular arrhythmias and the prevention of sudden cardiac death: The Task Force for the Management of Patients with Ventricular Arrhythmias and the Prevention of Sudden Cardiac Death of the European Society of Cardiology (ESC). Endorsed by: Association for European Paediatric and Congenital Cardiology (AEPC). Eur Heart J. 2015;36:2793-867. doi:10.1093/eurheartj/ehv316. Medline
Risgaard B, Winkel BG, Jabbari R, et al. Burden of sudden cardiac death in persons aged 1 to 49 years: nationwide study in Denmark. Circ Arrhythm Electrophysiol. 2014;7:205-11. doi:10.1161/CIRCEP.113.001421. Medline
Eckart RE, Shry EA, Burke AP, et al; Department of Defense Cardiovascular Death Registry Group. Sudden death in young adults: an autopsy-based series of a population undergoing active surveillance. J Am Coll Cardiol. 2011;58:1254-61. doi:10.1016/j.jacc.2011.01.049. Medline
Basso C, Aguilera B, Banner J, et al; Association for European Cardiovascular Pathology. Guidelines for autopsy investigation of sudden cardiac death: 2017 update from the Association for European Cardiovascular Pathology. Virchows Arch. 2017;471:691-705. doi:10.1007/s00428-017-2221-0. Medline
Van Zwieten J. Sparen voor de obductie. Medisch Contact. 2006;61:1418-9.
Handelingsprotocol “Nader Onderzoek naar de DoodsOorzaak bij Kinderen” (NODOK). Versie 1.0. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde; 2015.
Van de Putte EM, Rudolph MW. Evaluatierapport NODOK-procedure ten behoeve van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Nader Onderzoek naar de DoodsOorzaak bij Kinderen. Utrecht: Universitair Medisch Centrum Utrecht; 2018.
Winkel BG, Holst AG, Theilade J, et al. Nationwide study of sudden cardiac death in persons aged 1-35 years. Eur Heart J. 2011;32:983-90. doi:10.1093/eurheartj/ehq428. Medline
Van der Werf C, Hendrix A, Birnie E, et al. Improving usual care after sudden death in the young with focus on inherited cardiac diseases (the CAREFUL study): a community-based intervention study. Europace. 2016;18:592-601. doi:10.1093/europace/euv059. Medline
Richtlijn Lijkschouw voor behandelend artsen. Utrecht: Nederlands Huisartsen Genootschap; juni 2016.
Richtlijn Forensische Geneeskunde Lijkschouw. Forensisch Medisch Genootschap; april 2016.
Lahrouchi N, Raju H, Lodder EM, et al. Utility of post-mortem genetic testing in cases of sudden arrhythmic death syndrome. J Am Coll Cardiol. 2017;69:2134-45. doi:10.1016/j.jacc.2017.02.046. Medline
Kumar S, Peters S, Thompson T, et al. Familial cardiological and targeted genetic evaluation: low yield in sudden unexplained death and high yield in unexplained cardiac arrest syndromes. Heart Rhythm. 2013;10:1653-60. doi:10.1016/j.hrthm.2013.08.022. Medline
Ackerman MJ, Priori SG, Willems S, et al; Heart Rhythm Society (HRS); European Heart Rhythm Association (EHRA). HRS/EHRA expert consensus statement on the state of genetic testing for the channelopathies and cardiomyopathies. Europace. 2011;13:1077-109. doi:10.1093/europace/eur245. Medline
Semsarian C, Ingles J, Wilde AAM. Sudden cardiac death in the young: the molecular autopsy and a practical approach to surviving relatives. Eur Heart J. 2015;36:1290-6. doi:10.1093/eurheartj/ehv063. Medline
Van der Werf C, Hofman N, Tan HL, et al. Diagnostic yield in sudden unexplained death and aborted cardiac arrest in the young: the experience of a tertiary referral center in The Netherlands. Heart Rhythm. 2010;7:1383-9. doi:10.1016/j.hrthm.2010.05.036. Medline
Priori SG, Wilde AA, Horie M, et al; Document Reviewers; Heart Rhythm Society; European Heart Rhythm Association; Asia Pacific Heart Rhythm Society. Executive summary: HRS/EHRA/APHRS expert consensus statement on the diagnosis and management of patients with inherited primary arrhythmia syndromes. Europace. 2013;15:1389-406. doi:10.1093/europace/eut272. Medline
Maron MS, Olivotto I, Zenovich AG, et al. Hypertrophic cardiomyopathy is predominantly a disease of left ventricular outflow tract obstruction. Circulation. 2006;114:2232-9. doi:10.1161/CIRCULATIONAHA.106.644682. Medline
Elliott PM, Anastasakis A, Borger MA, et al; Authors/Task Force members. 2014 ESC guidelines on diagnosis and management of hypertrophic cardiomyopathy. Eur Heart J. 2014;35:2733-79. doi:10.1093/eurheartj/ehu284. Medline
De dood als startpunt: een onderzoek naar de keten van lijkschouw en gerechtelijke sectie. Taskforce lijkschouw en gerechtelijke sectie; 2018.
Schouwarts
Interessant artikel! Ik mis wel de schouwarts in het verhaal; als ik als huisarts deze casus zou krijgen, gaat er toch een telefoontje naar de schouwarts van de GGD ivm niet-natuurlijke dood. Misschien nog iets om toe te voegen?
Lieke Delemarre, huisarts
reactie auteurs
Beste Mw. Delamarre,
Bedankt voor het lezen van ons artikel. Graag lichten wij nog het e.e.a. toe naar aanleiding van uw vraag.
Wanneer het om de lijkschouw bij een volwassene gaat, wordt in eerste instantie de behandelend arts gevraagd om een lijkschouw te verrichten. Dit is meestal een huisarts, specialist of een verpleeghuisarts. Het doel van de lijkschouw is duidelijkheid te verkrijgen over de aard van het overlijden. In Nederland mag volgens de "Richtlijn Lijkschouw voor behandelend artsen" bij een overlijden waarbij de doodsoorzaak onduidelijk of onzeker blijft na de lijkschouw ook tot een natuurlijke dood worden besloten als aanwijzingen voor een niet-natuurlijke dood ontbreken.(1) Dit oordeel wordt gebaseerd op informatie over de toedracht verkregen van omstanders en nabestaanden, onderzoek van de omgeving, onderzoek van het lichaam van de overledene en indien noodzakelijk gegevens uit het patiëntendossier. In het geval van plotseling overlijden bij een jong persoon waarbij er geen aanwijzingen zijn voor een niet-natuurlijk overlijden, mag de behandelend arts (bijvoorbeeld een huisarts) dus in principe zelf een verklaring van overlijden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak afgeven.
Indien er in het geval van plotseling overlijden bij een jong persoon twijfel bestaat aan de natuurlijke aard van het overlijden, is het uiteraard belangrijk om eerst een gemeentelijk lijkschouwer te raadplegen (dit kan eventueel telefonisch). Indien deze op zijn beurt eveneens niet overtuigd is van een natuurlijke dood, brengt hij verslag uit aan de officier van justitie en kan een gerechtelijke obductie overwogen worden. Indien de schouwarts geen aanwijzingen vindt voor een niet-natuurlijk overlijden, wordt alsnog een natuurlijke dood afgegeven en wordt er geen gerechtelijke obductie verricht.
Plotseling onverklaard overlijden wordt dus in principe gezien als een "natuurlijke dood", tenzij er aanwijzingen zijn voor een niet-natuurlijke dood. Ons stappenplan is gericht op diagnostiek na het overlijden van een jong persoon wanneer er geen verdenking is op een niet-natuurlijke dood. Uiteraard raden wij aan om bij geringe twijfel aan de natuurlijkheid van het overlijden laagdrempelig te overleggen met de gemeentelijk lijkschouwer.
Sanne Groeneveld, arts-onderzoeker, UMC Utrecht
Mede namens,
Rutger Hassink, cardioloog-elektrofysioloog, UMC Utrecht
Bronnen:
1. Richtlijn Lijkschouw voor behandelend artsen. Utrecht: Nederlands Huisartsen Genootschap; juni 2016.