Samenvatting
Psychologische klachten, zoals angst, depressieve stemming en stress, zijn een risico voor zowel het ontstaan als het verergeren van ischemische hartziekten (IHD). Hoewel vrouwen meer psychologische klachten rapporteren dan mannen, is onderzoek naar genderverschillen in het cardiale risico van psychologische klachten beperkt. Cardiologische studies richten zich met name op het klassieke patroon van obstructief coronairlijden, dat drie maal vaker bij mannen dan bij vrouwen voorkomt. Vrouwen hebben vaker varianten van IHD, zoals een myocardinfarct bij niet-obstructief coronairlijden, een spontane coronairdissectie, ischemie bij niet-obstructief coronairlijden, coronairspasme en microvasculaire angina pectoris. Juist bij deze varianten van IHD zijn er in toenemende mate aanwijzingen dat psychologische klachten een belangrijke rol spelen. Voor patiënten en hun behandelaars is het zinvol te weten dat sombere en angstige gevoelens vaker voorkomen bij hartpatiënten, ook bij niet-traditionele uitingsvormen van IHD, en dat deze klachten behandelbaar zijn.
Verschil tussen cognitief en ervaringsgericht
Mommersteeg en Maas geven een waardevolle beschrijving van de bidirectionele relaties tussen stress en ischemische hartziekte. Psychologische behandeling leidt tot afname van sterfte aan cardiale oorzaak. In reviews zou geen afname zijn gezien van de kans op een nieuw infarct. Gulliksson e.a. (2011) zagen in een gerandomiseerde interventie bij 372 patiënten 45% minder tweede myocardinfarcten na een psychologische interventie. Ze beschrijven hun interventie als meer ‘motivational’ dan ‘educational’. Therapie was gericht op lichamelijke gewaarwording bij stress, probleem georiënteerd actief coping, zelfbewustzijn, zelf ontdekken en ontwikkelen van betere manieren van omgaan met spanning, vijandigheid, zorgen en devaluerende, zelf veroordelende/intern negatief kritische psychodynamiek. Therapie was ook gericht op vdrgroting van spiritueel beseg, waarden, levensdoel en zingeving (eAppendix). Deze interventie is meer experiëntieel (ervaringsgericht), existentieel en cliënt gericht dan educatief, cognitief en directief. Het verschil tussen cognitief en ervaringsgericht is een verschil van dag en nacht. In een cognitieve benadering wordt een andere cognitie aangeboden –‘Ik ben goed, ik laat niet meer over me heen lopen’. In een ervaringsgerichte benadering wordt met een patiënt de beleving ‘dat ze over mij heen lopen’ aangegaan, onderkend, lichamelijk en emotioneel doorvoeld, tot van binnen uit wil manifest wordt en de patiënt zegt ‘nou is ’t afgelopen, ik zal ze ’s zeggen hoe het zit, ik wil zus en zo.‘ In de cognitieve benadering leert het voorliggende deel van de persoonlijkheid andere coping. In de ervaringsgerichte wordt een aspect van de persoonlijkheid dat ‘onder de sneeuw’ is geraakt uitgenodigd om weer mee te doen. En dat aspect weet heel goed wat het wil en wat het nodig heeft. In de cognitieve benadering ‘leert de aap een kunstje’, in de ervaringsgerichte therapie wordt opnieuw verbinding gelegd met aspecten van de persoonlijkheid die eerder zijn zoekgeraakt. Zoekgeraakt door niet welkom zijn, affectieve verwaarlozing, mishandeling, misbruik, pesten, parentificatie etc. Dit opnieuw verbinden met aspecten van de persoonlijkheid wordt zichtbaar in wil en gedrag, voordat het wordt begrepen met verstand en zelfreflectief bewustzijn. Of, zoals Assagioli het zei: ‘Will preceeds consciousness.’ De cognitieve benadering leidt tot een patiënt die zegt ‘Ik weet nu dat ik voor me zelf moet opkomen’ (terwijl het niet lukt). De ervaringsgerichte benadering leidt tot een patiënt die voor zich zelf opkomt, zonder dat hij of zij door hoeft te hebben dat er iets is veranderd. De omgeving merkt het eerder. In Cochrane reviews worden verschillen tussen cognitief en ervaringsgericht niet voldoende onderkend. Beide, innerlijk tegengestelde interventies, worden geschaard onder de noemer van cognitief gedragsmatige (behavioral) therapie (CGT/ CBT). Daarmee kunnen –grote- verschillen tussen effect van psychotherapeutische interventies op harde uitkomsten zoals tweede infarct onzichtbaar worden. Het schijnbaar wetenschappelijke van de grote aantallen, de review, de meta-analyse verandert in het tegendeel. De oplossing is om interventies mét effect op harde uitkomstmaten, te vergelijken met interventies die dat niet hebben. En dan de verschillen te zoeken.
Randomized Controlled Trial of Cognitive Behavioral Therapy vs Standard Treatment to Prevent Recurrent Cardiovascular Events in Patients With Coronary Heart DiseaseSecondary Prevention in Uppsala Primary Health Care Project (SUPRIM). Gulliksson M et al. Arch Intern Med. 2011;171(2):134-140.
Hans Schilder, arts, psycho-oncoloog, De Hoop ggz