Acute appendicitis: liever tweede echo dan CT of MRI

Onderzoek
J.R.D. (Reinder) Reuvers
A. (Abraham) Rijbroek
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2016;160:A9480
Abstract

Samenvatting

Doel

Onderzoeken of aanvullende CT of MRI nodig is als vervolgstap na een niet-eenduidige uitslag van echografie bij patiënten met klinische aanwijzingen voor acute appendicitis, of dat kan worden volstaan met een tweede echo.

Opzet

Descriptief onderzoek.

Methode

We analyseerden retrospectief de gegevens van patiënten die op de SEH kwamen met klinische aanwijzingen voor appendicitis acuta en bij wie in elk geval 1 echo was verricht.

Resultaten

We includeerden 328 patiënten. Voor 81 patiënten was de uitslag van de eerste echo niet eenduidig; 25 van hen ondergingen een tweede echo. Bij 17 van hen werd een correcte diagnose gesteld. De positief en negatief voorspellende waarde van een tweede echo na een niet-eenduidige eerste echo-uitslag was respectievelijk 97 en 99%.

Conclusie

Als de eerste echo-uitslag niet eenduidig is bij patiënten met klinische aanwijzingen voor acute appendicitis, kan na observatie een tweede echo worden overwogen in plaats van aanvullende CT of MRI.

Auteursinformatie

Spaarne Gasthuis, afd. Heelkunde, Haarlem.

J.R.D. Reuvers, MSc, arts-assistent chirurgie; dr. A. Rijbroek, chirurg.

Contact J.R.D. Reuvers, MSc (j.reuvers@kg.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: geen gemeld.

Auteur Belangenverstrengeling
J.R.D. (Reinder) Reuvers ICMJE-formulier
A. (Abraham) Rijbroek ICMJE-formulier
Welk beeldvormend onderzoek bij acute appendicitis?
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Kirsten
van Langevelde

Reactie op artikel Ned Tijdschr Geneeskd. 2016;160:A9480

Herhalen van diagnostiek middels een tweede echo bij verdenking appendicitis is net zo goed als een aanvullende CT of MRI (gelijke PVW en NVW). Zoals de auteurs zelf al in de discussie suggereren zit er een addertje onder het gras en kunnen we deze conclusie niet direct voor alle patiënten implementeren. De kans bestaat dat “confounding by indication” in dit onderzoek een substantiële rol heeft gespeeld: de minder zieke patiënten mogen - na observatie thuis of in het ziekenhuis-  na 12 tot 24 uur terugkomen voor een tweede echo. De ziekere patiënten (o.a. meetbaar middels een verhoogd CRP en leukocytengetal, koorts) werden zeer waarschijnlijk bij een inconclusieve of negatieve echo direct voor verder aanvullend onderzoek gestuurd.

Dit neemt niet weg dat een retrospectief onderzoek een goede manier is om de huidige klinische praktijk te evalueren. Wellicht geven de laboratoriumuitslagen de lezer inzicht in de verschillen tussen de groepen die een tweede echo kregen versus de groep die CT of MRI onderging. Uit die data kunnen we dan extraheren voor welke groep patiënten het herhalen van de echo na 12-24 uur veilig is.

Een tweede punt is de tijdsduur die tussen de eerste echo en het vervolgonderzoek zit. De auteurs vergelijken de aanvullende CT of MRI (wellicht direct aansluitend of binnen enkele uren na de eerste echo) met een tweede echo na 12-24 uur: Je kunt je afvragen of de delta tijd niet het diagnosticum op zich is, waardoor de appendicitis kan worden aangetoond omdat deze manifester is geworden. Op dat punt in de tijd zou het type diagnosticum niet meer veel uitmaken. 

Omdat zowel de laboratoriumuitslagen als het tijdstip van de uitgevoerde diagnostiek eenvoudig te achterhalen zouden moeten zijn in de (digitale) status, zou dit een nuttige aanvulling zijn op het gepubliceerde artikel.

Kirsten van Langevelde (radioloog in opleiding, LUMC)

Alexandr Sramek (radioloog, LUMC)