Samenvatting
Doel
Het huidige gebruik, de toekomstige behoeften en houding ten aanzien van sneltesten onder Nederlandse huisartsen in kaart brengen.
Opzet
Dwarsdoorsnede-onderzoek met online-vragenlijsten.
Methode
Wij verrichtten een vragenlijstonderzoek onder 2129 Nederlandse huisartsen, waarbij we keken naar het huidige en gewenste gebruik van sneltesten, de gebruiksfrequentie, de mening van huisartsen over aspecten van sneltesten en de gevolgen van het gebruik op praktijkvoering, de acceptabele wachttijd tot een testresultaat bekend is, de wens tot gebruik van sneltesten op de huisartsenpost en voor welke aandoeningen huisartsen het liefst sneltesten inzetten.
Resultaten
639 huisartsen vulden de vragenlijst in (respons: 30%). Op dit moment zijn de meest gebruikte sneltesten bepalingen van glucose (96%), nitriet en leukocyten in urine (96%), zwangerschap (94%), hemoglobine (58%) en CRP (48%). Het meest gewenst zijn sneltesten voor D-dimeren (70%), troponine (65%), breinnatriuretisch peptide (BNP) (62%), chlamydia (60%) en INR (54%). Huisartsen denken dat sneltesten voornamelijk een positief effect hebben op patiënttevredenheid (93%), diagnostische zekerheid (89%), antibioticagebruik (84%) en substitutie naar de eerste lijn (78%). Zij vinden betrouwbaarheid (35%) en een bewezen effect op het directe handelen in de huisartspraktijk (46%) belangrijke aspecten van een sneltest. Huisartsen willen vooral sneltesten gebruiken bij de verdenking op acute aandoeningen, zoals acute trombo-embolische aandoeningen (D-dimeren), hartklachten (troponine, BNP) en infecties (CRP, chlamydia).
Conclusie
Op dit moment is in de huisartspraktijk een klein aantal testen in gebruik. In de toekomst zouden huisartsen meer sneltesten willen gebruiken, vooral bij patiënten met een aandoening waarover de huisarts nog tijdens het consult een diagnostische beslissing dient te nemen.
Sneltesten in de huisartsenpraktijk
Dank aan de auteurs voor het waardevolle en heldere inzicht in het perspectief van de huisarts ten aanzien van point of care testing (POCT). Heeft de studie nu ook, zoals de auteurs melden, de toekomstige POCT behoeften van de huisarts gekaderd? De quote “If I had asked people what they wanted, they would have said faster horses” (Henri Ford) doet hier opgeld. Nog geen vijf jaren geleden was de behoefte aan CRP POCT nihil. Intussen gebruikt 50% van de huisartsen CRP in eigen praktijk en willen de andere dit ook. Technologische diagnostiekontwikkelingen (moleculaire diagnostiek, genetische tests, VOC blaastests, etc), substitutie van diagnostiek van ziekenhuis naar huisarts en, bovenal, de toenemende regiefunctie van de patiënt stuwen de implementatiedruk van POCT voort. Uw patiënt vraagt zich af ‘waarom u niet meteen een vingerprikje doet’ in plaats van een een veneuze bloedprik en het lange wachten in onzekerheid nadien om vervolgens opnieuw een bezoek aan de dokter te brengen. Een cardiovasculair risicoprofiel, inclusief glucose en lipidenprofiel, met een gericht advies of recept wordt in ‘one-stop-hop!’ (geen ‘shop’, wel te verstaan), afgehandeld. Dit heeft ook consequenties voor de eindpunten van wetenschappelijke evaluaties van POCT. De meerwaarde van een POC test voor de patiënt zal een belangrijker eindpunt worden dan de diagnostische meerwaarde ten opzichte van een bepaling in het centrale laboratorium. Diagnostische accuratesse en gebruiksvriendelijkheid van de POC test in handen van de eindgebruikers blijven onverminderd van groot belang.
Point of care testing kan worden gedefinieerd als het proces van indiceren, uitvoeren, verwerken, interpreteren, communiceren en opvolgen van een laboratoriumtest door een medewerker in de gezondheidszorg tijdens de zorgverlening aan en in de nabijheid van de patiënt. De term ‘sneltest’ doet onvoldoende recht aan de essentie (‘test at the point of care’) van deze vorm van diagnostiek en monitoring. Alle genoemde facetten van POCT zullen, zoals in het ziekenhuis, geborgd moeten zijn in de huisartsenpraktijk om duurzaam hoogwaardige, patiëntveilige zorg te kunnen garanderen. Hoe is dit nu in uw huisartsenpraktijk geregeld? In het eerste kwartaal van 2015 zal de richtlijn ‘POCT in de huisartsenzorg’ verschijnen, een samenwerkingsverband van NHG-NVKC-NVMM-SAN en diverse stakeholders in de eerste lijn.
De studie van Cals toont aan dat huisartsen al klaar staan voor uitbreiding van POCT in de eigen praktijk. Diagnostische zekerheid (= diagnostisch plezier), maar ook patiënttevredenheid blijken belangrijke motivatoren. Die huisarts is zo gek nog niet.
Rogier Hopstaken, huisarts