Dames en Heren,
Een multinodulair struma wordt vaak gezien als een onschuldige aandoening vanwege zijn trage groei en de lage kans op maligne ontaarding. De NHG-standaard ‘Schildklieraandoeningen’ adviseert om een patiënt met een multinodulair struma alleen door te verwijzen als er een dominante nodus is of als het struma symptomatisch wordt.1 Wat precies ‘symptomatisch’ is, blijft echter onduidelijk. In deze klinische les presenteren wij 2 patiënten met complicaties van een jarenlang bestaand struma, bij wie eerder ingrijpen morbiditeit had kunnen voorkomen.
Patiënt A is een 66-jarige man met sinds zijn 18e levensjaar een langzaam progressief multinodulair struma. Hij heeft geen dyspneu, slikklachten of pijn. Zijn gewicht is stabiel. Patiënt heeft de laatste jaren bemerkt dat er bloedvaatjes zijn ontstaan op zijn armen, in zijn hals en op zijn borstkas. Ook heeft hij vaak opgezette oogleden, die gedurende de dag weer slinken. Zijn voorgeschiedenis vermeldt hypertensie en prostaathypertrofie.
Bij lichamelijk…
Multinodulair struma: referentiewaarden
De auteurs vermelden als uitslag FT4 18,0 nmol/l (70-150).
Kloppen deze waarden wel?
De NHG-Standaard Schildklieraandoeningen vermeldt: 9,0-24,0 pmol/l als referentieaarden.
Guus Blok, huisarts