artikel
Waarom dit onderzoek?
De betrouwbaarheid van automatische bloeddrukmeting bij patiënten met atriumfibrilleren is discutabel door de variabiliteit in slagvolume.
Onderzoeksvraag
Is automatische bloeddrukmeting bij patiënten met atriumfibrilleren0 een goede maat voor de bloeddruk, zoals gemeten door middel van auscultatie?
Hoe werd dit onderzocht?
De voornaamste gegevens van het artikel worden verkregen uit 8 onderzoeken (n = 566), waarin zowel automatische als auscultatoire metingen waren verricht bij patiënten met atriumfibrilleren.1
Belangrijkste resultaten
De systolische bloeddruk kwam bij automatische meting gemiddeld 0,5 mmHg (95%-BI; -0,9-1,9) hoger uit dan bij de auscultatoire methode. Diastolisch was het verschil iets groter, namelijk gemiddeld 2,5 mmHg (95%-BI; -0,6-5,7). Ook de correlatiecoëfficiënt tussen beide meetmethodes was groter voor systolische dan voor diastolische bloeddruk (resp. r = 0,89 en 0,76).
Consequenties voor de praktijk
In de meta-analyse komen de gemiddelde automatische en auscultatoire meting van de systolische bloeddruk goed overeen; in iets mindere mate geldt dit ook voor de diastolische bloeddruk. Bovendien is er – getuige de correlatiecoëfficiënt – een sterk verband tussen beide meetmethodes, met name waar het de systolische bloeddruk betreft. Vooralsnog lijken beide meetmethoden inwisselbaar, maar de vraag hoe de bloeddruk het best gemeten kan worden bij atriumfibrilleren is hiermee niet opgelost. Het is immers de vraag of je de auscultatoire meting hier als gouden standaard kunt beschouwen. Geconcludeerd kan worden dat de auscultatoire en automatische bloeddrukmetingen, in geval van atriumfibrilleren vergelijkbaar zijn, dus even betrouwbaar of onbetrouwbaar.
Reacties