Samenvatting
Doel
Nagaan hoe wetten over wilsonbekwaamheid en vertegenwoordiging in onderlinge verhouding tot elkaar liggen en hoe in de praktijk met deze onderwerpen wordt omgegaan.
Opzet
Gestructureerde interviews.
Methode
We namen een vragenlijst af bij hulpverleners en vertegenwoordigers in 4 sectoren: de zorg voor verstandelijk beperkten, verpleeghuiszorg, psychiatrie en de intensive care. De thema’s die hierbij aan de orde kwamen waren: wilsonbekwaamheid, vroegere wilsuitingen, vertegenwoordiging, verzet, beklag en conflictoplossing. Ter verdieping van de onderzoeksresultaten legden we deze voor aan focusgroepen in 3 sectoren. We ontvingen schriftelijke reacties van enkele experts uit de sector intensive care.
Resultaten
De meeste hulpverleners hadden als uitgangspunt dat aan wilsbekwaamheid hogere eisen moeten worden gesteld naarmate de behandeling ingrijpender is. Onder hulpverleners heerste onbekendheid met de taken en bevoegdheden van een vertegenwoordiger. Hierdoor ontstond soms een spanningsveld wanneer de mening van de vertegenwoordiger afweek van die van de hulpverlener. Opvallend was dat vertegenwoordigers van patiënten op de intensive care zich het vaakst goed geïnformeerd voelden. Op de intensive care is weliswaar sprake van intensief overleg met de familie of vertegenwoordiger maar nauwelijks van meebeslissen.
Conclusie
Onder hulpverleners bestaat nog veel onduidelijkheid over wilsonbekwaamheid en vertegenwoordiging. Volgens de wetgeving staat het reconstrueren van de wil van de patiënt of cliënt centraal. Om dit te bereiken moeten vertegenwoordigers worden betrokken bij wilsonbekwaamheidsbeslissingen en bij keuzes over behandeling, verzorging en onderzoek. Daarnaast speelt de schriftelijke wilsverklaring een belangrijke rol. Dit onderzoek heeft geleid tot aanbevelingen over wetgeving, zelfregulering en de praktijk.
Reacties