Zo ouder, zo kind?

Hanneke Verheijen

Tijdens de coschappen mag je overal meekijken. Zo ook bij de kinderpsychiatrie. Na een paar weken psychiatrie keek ik mee met een intakegesprek van een tienermeisje. Ze kwam alleen binnen omdat haar moeder nog bezig was met de auto parkeren. Ze was uit huis geplaatst wegens gedragsproblematiek en de vele ruzies met haar ouders, en woonde nu begeleid. Deze intake had als doel haar vervolgtraject te bespreken, en te beoordelen of ze weer naar huis kon. Het meisje zelf deed hier vaag over, het leek alsof ze liever op zichzelf wilde blijven wonen. Ze had rust gevonden en het ging goed op school.

Tijden de intake hoorden we ineens gestommel op de gang. Met veel bombarie kwam haar moeder binnen. Het was alsof Tineke Schouten het podium op was gekomen, maar dan als haar personage ‘Bep Lachebek’. Het meisje leek zich te schamen voor haar moeder, en de onderhuidse spanningen waren duidelijk voelbaar.

‘Kwam dit gedrag wel echt door de stoornis van het kind zelf?’

Tijdens mijn huisarts-coschap, anderhalf jaar later, leerde ik meer over de ouder-kindinteractie. Ik keek een hele dag mee met de praktijkondersteuner geestelijke gezondheidszorg voor jongeren. Er passeerden veel kinderen de revu. Kinderen met gedragsproblemen, angsten en stemmingstoornissen. Wat opvallend was, was dat de meeste ouders ervan uitgingen dat het gedrag van hun kind kwam door een stoornis van het kind zelf.

De praktijkondersteuner dacht daar anders over. Ze had jarenlang in de kinderpsychiatrie gewerkt en was ook geschoold als systeemtherapeut. Ze vertelde me dat kinderen vaak de symptoomdragers zijn van het hele systeem, en dat het belangrijk is ook te kijken naar de rest van het gezin als een kind bijvoorbeeld angsten ontwikkelt of bepaald afwijkend gedrag vertoont. Wanneer het bijvoorbeeld niet botert tussen de ouders of wanneer één van de kinderen veel meer aandacht krijgt dan de rest, heeft dit effect op de kinderen. Met als mogelijk gevolg psychische problematiek.

Natuurlijk kan een kind aanleg hebben voor een stoornis, en moet die stoornis behandeld worden, maar wél met behulp van de ouders. Indien nodig zullen zij zelf ook in behandeling moeten gaan. Dit laatste is complex. Het kan voor ouders heel confronterend zijn om hierover in gesprek te gaan, en zich hiervoor open te stellen.

Het meisje van het intakegesprek ging nog niet naar huis, er werd zelfs gekeken of ze niet voor altijd op zichzelf kon blijven wonen. Ze hield van haar moeder, maar Bep Lachebek kon ze missen als kiespijn.


Hanneke Verheijen (26) werkt als basisarts in de ouderenzorg.