Kleine kwalen in de huisartsgeneeskunde; bartholinitis

G.M.
Bouw

Hierbij wil ik reageren op het artikel van Meijer en Hammerstein (1986;1887-8). De schrijvers propageren op basis van 20-30 jaar oude literatuurgegevens de cyste van Bartholin te behandelen door middel van marsupialisatie. Een huisarts met chirurgische ervaring zou de ingreep kunnen uitvoeren. De schrijvers geven aan dat volgens de literatuur na marsupialisatie een recidiefpercentage wordt gevonden van 1-24. De filosofie achter het artikel is naar mijn mening onjuist. Door marsupialisatie zal geen functioneel herstel van de klier worden verkregen. Het klierweefsel is gedestrueerd door de cystevorming. Bovendien is het al of niet functioneren van de klier voor de patiënt niet van belang. De patiënt is meer gebaat bij een definitieve oplossing. De beste oplossing voor de cyste van Bartholin is nog steeds de extirpatie, zodra de klier wordt opgemerkt. Met grote regelmaat zie ik patiënten bij wie behandeling achterwege is gelaten totdat uiteindelijk abcedering is opgetreden.

De extirpatie van de cyste is voor een gynaecoloog een eenvoudige ingreep. Het aantal complicaties is zeer gering. Hematoomvorming kan worden vermeden door adequate drainage. Een rectumbeschadiging mag niet voorkomen.

De schrijvers hadden er beter aan gedaan een vergelijkend onderzoek te verrichten tussen marsupialisatie en extirpatie van de klier van Bartholin en op grond daarvan aanbevelingen te doen, in plaats van op basis van een literatuurstudie. Ik hoop dat mijn kritiek een bijdrage kan leveren tot een adequate behandeling.

Naar aanleiding van de reactie van collega Bouw de volgende opmerkingen. Door de ligging van de afvoergang ten opzichte van de klier (hoek van ca. 90°) treedt er in de klier geen drukatrofie op bij cystevorming.1 Als de slijmproduktie wegvalt, bestaat immers de cyste ook niet meer. Hieruit volgt dat functioneel herstel mogelijk is. Het is bekend dat dubbelzijdige extirpatie van de glandula Bartholini klachten geeft van dyspareunie door droogheid van het vestibulum.2 Dit maakt een levenslang gebruik van lubricerende middelen nodig. Functioneel herstel is dus, ervan uitgaande dat seksueel goed functioneren belangrijk is, wel degelijk van belang. Mede hierom geniet marsupialisatie de voorkeur boven extirpatie.

Een ander punt is de kans op complicaties bij extirpatie. In tegenstelling tot de ervaring van collega Bouw is de literatuur hierover eensluidend: extirpatie is een ingreep waarvoor een ziekenhuisopname nodig is, algehele narcose moet worden gegeven en die gepaard gaat met een gerede kans op complicaties.3 Gezien de reactie van collega Bouw is de filosofie achter het artikel blijkbaar goed overgekomen. Onzes inziens is de beste therapie de marsupialisatie, bij voorkeur door plaatsing van een vreemd lichaam. Het is de eenvoudigste, minst belastende en vermoedelijk goedkoopste ingreep met een goede kans op genezing. De laatste opmerking over een vergelijkend onderzoek is een juiste. Desalniettemin is ook kennis nemen van de ervaringen van anderen, literatuur onderzoeken dus, zeer nuttig. Al was het alleen maar om niet de eigen norm te verheffen tot de algemene.

G.M. Bouw
A.J. Meijer
D.A.C.M. Hammerstein
Literatuur
  1. Sarrel PM, Steege JF, Maltzer M, Bolinsky D. Pain duringsex response due to occlusion of the bartholin gland duct. Obstet Gynecol1983; 62: 261-4.

  2. Jacobsen P. Marsupialisation of vulvovaginal (bartholin)cysts. Am J Obstet Gynecol 1960; 79: 73-8.

  3. Mattingly RF, Woodruff JD. Surgical conditions of thevulva. In: Mattingly RF, Woodruff JD, eds. Te Linde's OperativeGynecology. 6th ed. Philadelphia: JB Lippincott, 1985:689-741.

Bijlage