Samenvatting
Bij een meisje van 5 maanden oud werd osteomyelitis in het proximale femur geconstateerd na BCG-vaccinatie op de leeftijd van 2 weken. De diagnose werd bevestigd door biochemische en moleculaire technieken (DNA-‘fingerprinting’). Het meisje vertoonde een goede respons op de anti-tuberculosebehandeling.
Artikelinformatie
Aanvaard op
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1995;139:2047-50
(Geen onderwerp)
Den Haag, oktober 1995,
Met belangstelling heb ik de casuïstische mededeling van collega Withagen et al. over osteomyelitis na BCG-vaccinatie gelezen (1995;2047-50). Ik onderschrijf geheel hun stellingname dat BCG-vaccinatie bij zuigelingen tot de leeftijd van 6 maanden alleen op zeer strikte indicatie moet geschieden, gezien het relatief vaak optreden van BCG-osteomyelitis in deze leeftijdsgroep.
Ik heb echter moeite met het directe verband dat de auteurs leggen tussen het niet strikt intracutaan geven van de injectie en het optreden van BCG-osteomyelitis. Hiermee wekken zij de indruk dat de vaccinerende gezondheidswerker direct verantwoordelijk is voor het al dan niet ontstaan van BCG-osteomyelitis.
Gezondheidswerkers die regelmatig BCG-vaccinaties verrichten, weten hoe moeilijk het is om bij hele jonge kinderen strikt intracutaan te spuiten. Desondanks blijft osteomyelitis na BCG-vaccinatie een zeer zeldzame complicatie. Het lijkt mij daarom niet gerechtvaardigd om zonder meer te stellen dat er een directe relatie bestaat tussen de wijze van vaccineren en het optreden van BCG-osteomyelitis. Andere factoren, zoals de geringere immuunrespons van de zuigeling en de virulentie van de BCG-stam, liggen mijns inziens veel meer voor de hand als oorzaken van het ontstaan van BCG-osteomyelitis.