Orale behandeling van onychomycose van de teennagels; vergelijking van kosteneffectiviteit van griseofulvine, itraconazol, ketoconazol en terbinafine

Onderzoek
W. Bergman
F.F.H. Rutten
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1994;138:2346-50
Abstract

Samenvatting

Doel

Bepaling van de meest kosteneffectieve orale behandeling voor onychomycose van de teennagel in de Nederlandse situatie, met als geneesmiddelen griseofulvine, itraconazol, ketoconazol en terbinafine.

Opzet

Kostprijsberekening op grond van de resultaten van een gepubliceerde metanalyse.

Plaats

Nederland.

Methode

Gepubliceerde effectiviteit en bijwerkingen van behandeling met griseofulvine, itraconazol, ketoconazol of terbinafine werden in verband gebracht met Nederlandse kostprijzen.

Resultaten

Itraconazol en terbinafine boden een gelijke kans op succesvolle behandeling, zij het dat bij itraconazol vaker herhaalbehandeling nodig was. Gemiddeld waren de kosten van een behandelingstraject met itraconazol ruim 1,5 maal zo groot als van een traject met terbinafine. Griseofulvine was het goedkoopst, maar bij dit middel was voor een succesvol resultaat het langste traject nodig.

Conclusie

Wanneer onychomycose daadwerkelijk mycologisch is vastgesteld en nadat zo mogelijk maatregelen zijn genomen om een herinfectie te voorkomen, is een behandeling met terbinafine het meest kosteneffectief. Het blijft echter de vraag of deze medicamenteuze behandeling is aangewezen voor een hoofdzakelijk kosmetisch probleem.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Dermatologie, Leiden.

Mw.dr.W.Bergman, huidarts.

Erasmus Universiteit, instituut voor Medische Technology Assessment, Postbus 1738, 3000 DR Rotterdam.

Prof.dr.F.F.H.Rutten, econoom.

Contact prof.dr.F.F.H.Rutten

Verbeteringen
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Tilburg, maart 1995,

Met interesse heb ik het artikel van de collegae Bergman en Rutten gelezen (1994;2346-50). Ik ben het met de auteurs eens dat het bevestigen van de diagnose en het nemen van ondersteunende maatregelen zinvol zijn bij een behandeling. De conclusie dat een succesvolle behandeling met itraconazol 1,6 maal zo duur zou zijn als die met terbinafine, verdient volgens mij nuancering. Kanttekeningen bij het onderzoek hebben vooral betrekking op tabel 1 (succespercentages van de behandeling) en tabel 2 (kans op bijwerkingen).

Het succespercentage dat voor itraconazol is weergegeven in tabel 1 is te laag. Dit heeft te maken met het volgende: in het ‘dose-finding’-onderzoek van Hay zijn verschillende doseringen itraconazol gebruikt.1 Bij 21 van de 26 patiënten (80 geïnfecteerde teennagels) is de suboptimale dagdosering van 100 mg itraconazol gebruikt. Veel effectiever is de geregistreerde dosering van 3 maanden 200 mg per dag.

Voorts vermelden de auteurs dat als maat voor een succesvolle behandeling complete mycologische genezing plus complete of bijna complete klinische genezing is genomen. Dit is inderdaad juist als het gaat om het onderzoek van Willemsen et al. (met itraconazol).2 Het percentage overgenomen uit het onderzoek van Goodfield et al. (met terbinafine) betreft echter uitsluitend de mycologische genezing.3 Het percentage klinische genezing lag daarin lager, namelijk 69. Had men uit het onderzoek van Willemsen ook uitsluitend de mycologische genezing genomen, dan was het succespercentage niet 58 maar 79 geweest.

Na behandeling met itraconazol nemen tijdens de follow-up-fase zowel de klinische als de mycologische genezing verder toe. Het tijdstip van evaluatie is dus belangrijk. In het gerefereerde onderzoek van Willemsen bedroeg de follow-up-duur 6 maanden. De patiëntengroep is ook na 9 maanden follow-up geëvalueerd (Roseeuw et al.4). Het percentage mycologische genezing bedroeg toen 86, dat is beduidend hoger dan in de tabel vermeld is.

Dat de effectiviteit van itraconazol en die van terbinafine niet significant verschillen, komt ook naar voren in een vergelijkend onderzoek dat onlangs door Arenas et al. is uitgevoerd.5 In dit onderzoek (n = 43) werden patiënten met een dermatofyteninfectie van de teennagel 3 maanden behandeld met itraconazol of terbinafine. Het percentage mycologische genezing 6 maanden na het einde van de therapie bedroeg 95,7 en 100 voor respectievelijk itraconazol en terbinafine.

Ik ben dan ook van mening dat voor de berekening van de kosteneffectiviteit uitgegaan is van een te laag succespercentage van itraconazol, hetgeen uiteraard consequenties heeft voor de kosteneffectiviteit van de behandeling.

Voor het bijwerkingenprofiel van itraconazol (tabel 2) wordt gerefereerd aan een onderzoek met 189 ernstig zieke patiënten (AIDS, maligniteit) die behandeld werden voor een systemische mycose. Van de patiënten kreeg 90% langdurig een dosis van 400 mg per dag of meer. Deze gegevens zijn zeker niet representatief voor de patiënten die behandeld worden voor een nagelmycose. Wellicht is het voor een evaluatie van de bijwerkingen van itraconazol en terbinafine beter gebruik te maken van het recente overzichtsartikel van Gupta et al.6

A.E.M. Jacobs
Literatuur
  1. Hay RJ, Clayton YM, Moore MK, Midgely G. An evaluation of itraconazole in the management of onychomycosis. Br J Dermatol 1988;119:359-66.

  2. Willemsen M, Doncker P de, Willems J, Woestenborghs R, Velde V van de, Heykants J, et al. Posttreatment itraconazole levels in the nail. New implications for treatment in onychomycosis. J Am Acad Dermatol 1992;26:731-5.

  3. Goodfield MJF, Andrew L, Evans EGB. Short term treatment of dermotophyte onychomycosis with terbinafine. BMJ 1993;304: 1151-4.

  4. Roseeuw D, Doncker P de. New therpeutic concepts for the treatment of onychomycosis. J Eur Acad Dermatol Venereol 1993;2 (Suppl 1):S34-8.

  5. Arenas R, Dominguez-Cherit J, Fernandez LM. Itraconazole vs. terbinafine: an open randomized study in 43 cases of onychomycosis. Int J Dermatol (in press).

  6. Gupta AK, Sauder DN, Shear NH. Antifungal agents: an overview. Part II [review]. J Am Acad Dermatol 1994;30:911-33.

Maastricht, april 1995,

Een kosteneffectiviteitsonderzoek is niet eenvoudig. Dit blijkt ook in het artikel van Bergman en Rutten over de orale behandeling van onychomycose van de teennagels (1994;2346-50). De auteurs maakten deel uit van de Onychomycosis Study Group, die het materiaal verzamelde voor het multinationale kosten-baten- of effectiviteitsonderzoek, onlangs door Arikian et al. gepubliceerd.1 Gelijkenis met dat artikel is dan ook niet vreemd. De eindconclusie is in beide artikelen gelijk: terbinafine is qua kosten het effectiefst. Hoe moeilijk een objectieve vergelijking echter is, blijkt na grondige lezing van dit artikel. Ik beperk mij tot drie aspecten en tot itraconazol en terbinafine, omdat griseofulvine en ketoconazol als verouderd beschouwd mogen worden.

Dermatofyten en gisten kunnen alleen, of als menginfectie, een schimmelnagel veroorzaken. In tegenstelling tot vroegere opvattingen kunnen gisten zeer zeker de oorzaak zijn. De literatuur geeft percentages van 9,9 tot 66.23 Bij de effectiviteitsbepaling van itraconazol hebben de auteurs terecht ook de cijfers van patiënten met gist- en dermatofyteninfecties gebruikt. Helaas zijn wat betreft de behandeling met terbinafine alleen patiënten met dermatofyten onderzocht. Dit geeft voor een kosteneffectiviteitsonderzoek een onacceptabel verschil. De meeste schimmelinfecties worden immers behandeld door huisartsen, die hierbij doorgaans geen kweek inzetten. Daar het werkingsspectrum van oraal terbinafine smaller is dan dat van itraconazol, met name bij gistinfecties, heeft dit belangrijke consequenties voor de kosten per succesvolle behandeling.

De in hun tabel 2 genoemde bijwerkingen zijn niet allemaal terug te vinden in de literatuur en vormen geen afspiegeling van de beschikbare gegevens.4 Zo is hypertriglyceridemie geen bijwerking van itraconazol, terwijl het niet genoemde smaakverlies bij terbinafine wel regelmatig optreedt.4 Ook hepatitis en neutropenie, beschreven tijdens terbinafinegebruik, zijn niet vermeld.56

In het aangehaalde onderzoek naar itraconazol van Willemsen et al. gebeurt evaluatie na 9 maanden, in de onderzoeken met terbinafine van Goodfield en Van der Schroeff na 48 weken. Bekend is dat de percentages mycologische en klinische genezing toenemen tot 12 maanden. De patiënten van Willemsen et al. zijn ook na 12 maanden onderzocht.7 Het percentage patiënten met klinische en mycologische genezing was toen 86. Dit is duidelijk hoger dan de berekening in dit artikel en heeft zo dus invloed op de kosten per geslaagde behandeling.

De conclusie is dat het onderzoek van Bergman en Rutten geen zuiver beeld oplevert van de werkelijke kosteneffectiviteit doordat de invloed van gistinfecties in de terbinafinegroep niet is berekend, de evaluatie van de effectiviteit van itraconazol en terbinafine niet gelijktijdig plaatsvond en het bijwerkingenprofiel onzorgvuldig is weergegeven. Nu ook de pulstherapie voor itraconazol effectief lijkt te zijn,7 zou het resultaat van een nieuwe metanalyse wel eens anders kunnen uitvallen.

H.A.M. Neumann
Literatuur
  1. Arikian SR, Einarson TR, Kobelt-Nguyen G, Schubert F. A multinational pharmacoeconomic analysis of oral therapies for onychomycosis. Br J Dermatol 1994;130(Suppl 43):35-44.

  2. Staats CCG, Korstanje MJ. Fungi die onychomycosis veroorzaken in Nederland. [LITREF JAARGANG="1994" PAGINA="2340-3"]Ned Tijdschr Geneeskd 1994;138:2340-3.[/LITREF]

  3. Achten G, Wanet-Rouard J. Onychomycosis in the laboratory. Mykosen 1978;23(Suppl 1):125-7.

  4. Vonk-Vermeulen HN, Bemt PMLA van den. Bijwerkingen van antimycotica. REB-Bulletin 1994;4:13-5.

  5. Wout JW van 't, Hermann WA, Vries RA de, Stricker BHCh. Terbinafine-associated hepatic injury. J Hepatol 1994;21:115-7.

  6. Kovacs MJ, Alshammari S, Guenther L, Bourcier M. Neutropenia and pancytopenia associated with oral terbinafine. J Am Acad Dermatol 1994;31:806.

  7. Roseeuw D, Doncker P de. New therapeutic conceptls for the treatment of onychomycosis. J Eur Acad Dermatol Venereol 1993;2 (Suppl 1):S34-8.

Rotterdam, april 1995,

Het doen van uitspraken op grond van metanalyse moet met voorzichtigheid geschieden omdat niet alle daarin opgenomen onderzoeken gelijk van opzet zijn geweest. Dit geldt ook voor ons kosteneffectiviteitsonderzoek. De vraag daarbij is altijd of de ongelijkheden een relevante invloed hebben op de interpretatie van de metanalyse.

Ten aanzien van de verwekker van de onychomycose merkt collega Neumann terecht op dat in de geanalyseerde onderzoeken met itraconazol wel gisten betrokken waren en in die met terbinafine niet. Hoewel gisten onychomycose kunnen veroorzaken, betreft dit voornamelijk infecties van de nagels aan de hand, die in ons onderzoek mede daarom buiten beschouwing zijn gelaten. Bij onychomycose van de teennagel komen gisten veel minder vaak voor, naar schatting in Nederland thans bij 10% van de patiënten.1-3 Hierbij is het percentage echt pathogene Candida-soorten nog kleiner.

Een ander punt is dat onlangs resistentie van Candida-soorten is beschreven tegen imidazolen.4 In het licht van de toename van ernstige systemische infecties met Candida-soorten bij immuungecompromitteerde patiënten,5 pleit dit voor een selectief gebruik van anti-Candida-middelen, analoog aan het beleid bij antibiotica.

Ten aanzien van bijwerkingen wijst Neumann erop dat inmiddels een aantal bijwerkingen is beschreven, waarmee in ons onderzoek geen rekening is gehouden. Terbinafine was op het moment van het onderzoek van Arikian et al. nog slechts vrij kort op de markt en de ervaring met gebruik van itraconazol gedurende 3 maanden was zo mogelijk nog beperkter. Neumann noemt in zijn reactie smaakverlies, hepatitis en neutropenie bij terbinafine. Dezelfde bron vermeldt echter ten aanzien van itraconazol nog urticaria, gynaecomastie en symptomatische leverafwijkingen en ook hypertriglyceridemie is beschreven.67 Voor beide produkten geldt overigens dat niet in alle gevallen een oorzakelijk verband niet gebruik van het middel vaststaat; het gaat soms slechts om enkele meldingen.

Met betrekking tot de evaluatie op termijnen van de effectiviteit wekt het commentaar de indruk dat de evaluatietermijnen in de onderzoeken uit de metanalyse verschillen ten nadele van itraconazol. De evaluatietermijn is één van de minst harde onderdelen van de metanalyse van Arikian, omdat het onderzoek van Hay et al. betreffende itraconazol zich hier niet duidelijk over uitlaat. In elk geval is meer dan de helft van de met terbinafine behandelde patiënten al na 6 maanden geëvalueerd.8 Voor de meeste met itraconazol behandelde patiënten was deze termijn langer. De verschillen in evaluatieduur leiden dus eerder tot onderschatting van het succespercentage van terbinafine dan van dat van itraconazol.

W. Bergman
F.F.H. Rutten
Literatuur
  1. Tan CS, Wintermans RGF, Hoog GS de, Engel HWB, IJzerman EPF. Verschuivingen in het soortenspectrum van mycosen in Nederland in het tijdvak 1970-1990. [LITREF JAARGANG="1992" PAGINA="631-7"]Ned Tijdschr Geneeskd 1992;136:631-7.[/LITREF]

  2. Staats CCG, Korstanje MJ. Fungi die onychomycose veroorzaken in Nederland. [LITREF JAARGANG="1994" PAGINA="2340-3"]Ned Tijdschr Geneeskd 1994;138:2340-3.[/LITREF]

  3. Sumberbell RC, Kane J, Krajden S. Onychomycosis, tinea pedis and tinea manuum caused by non-dermatophytic filamentous fungi. Mycoses 1989;32:609-19.

  4. Smith KJ, Warneck DW, Kennedy CTC. Azole resistance in Candida albicans. J Med Vet Mycol 1986;24:133-44.

  5. Wingard JR, Merz WG, Rinaldi MG, Johnson TR, Karp JE, Saral R. Increase in Candida krusei infection among patients with bone marrow transplantation and neutropenia treated profilactically with fluconazole. N Engl J Med 1991;325:1274-7.

  6. Vonk-Vermeulen HN, Bemt PMLA van den. Bijwerkingen van antimycotica. REB-Bulletin 1994;4:13-5.

  7. Tucker RM, Haq Y, Denning DW, Stevens DA. Adverse events associated with itraconazole in 189 patients on chronic therapy. J Antimicrob Ther 1990;26:561-6.

  8. Baudraz-Rosselet F, Rakosi T, Wili PB, Kenzelmann R. Treatment of onychomycosis with terbinafine. Br J Dermatol 1992;126(Suppl 39):40-6.