Zorgelijk veel anticholinerge medicatie bij ouderen

Tjerk Wiersma
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2019;163:C4203

Bij 8,7% van de Nederlandse thuiswonende ouderen die geneesmiddelen gebruiken is het gebruik van geneesmiddelen met anticholinerge bijwerkingen zorgelijk.

artikel

Van meer dan 600 geneesmiddelen, waaronder antipsychotica en sedativa, is bekend dat ze anticholinerge effecten hebben. Anticholinerge effecten zijn onder andere concentratieproblemen, sedatie en verwardheid, agitatie, hallucinaties, delier en cognitieve achteruitgang. Het risico daarop wordt groter met het toenemen van de leeftijd, omdat de hoeveelheid acetylcholine afneemt bij het ouder worden. Daarnaast gebruiken oudere patiënten vaak meerdere anticholinerge middelen tegelijkertijd.

Helene van der Meer (Rijksuniversiteit Groningen) en collega’s vonden in de database van de Stichting Farmaceutische Kengetallen ongeveer 2,4 miljoen patiënten van 65 jaar en ouder aan wie in november 2016 medicatie was verstrekt door een openbare apotheek ( Pharmacoepidemiol Drug Saf. 2019;28:315-21). Daarvan gebruikten 766.174 patiënten (31,9%) ten minste 1 middel met anticholinerge effecten. Van deze patiënten werd nagegaan of ze gelijktijdig nog andere middelen met dergelijke effecten gebruikten. Vervolgens berekenden ze van alle patiënten de anticholinerge en sedatieve belasting met de zogenoemde ‘drug burden index’ (DBI). Een DBI van meer dan 1 werd door de onderzoekers beschouwd als zorgelijk hoog.

Van de 766.174 gebruikers van anticholinerge middelen hadden 544.944 (71,1%) een DBI van 0 tot 1 en 209.472 (27,3%) een DBI van meer dan 1. Van de overige patiënten kon geen DBI worden berekend. Dit betekent dat 8,7% van alle 2,4 miljoen oudere medicatiegebruikers een zorgelijk hoge anticholinerge en sedatieve belasting had. Een analyse van onderliggende gebruikspatronen bij de mensen met een DBI van meer dan 1 liet zien dat er 4 verschillende groepen te onderscheiden waren. Van de groep ouderen met een zorgelijk hoge belasting gebruikt bijna 58% vooral antidepressiva, anxiolytica, hypnotica en antipsychotica. Bij 18% centreert het gebruik zich rond analgetica – vooral opioïden – in combinatie met antidepressiva, anxiolytica of sedativa. Eveneens 18% gebruikt vooral anti-epileptica, terwijl het bij ruim 6% vooral gaat om anti-Parkinsonmiddelen.

De onderzoekers rapporteerden niet of de veelgebruikers daadwerkelijk anticholinerge narigheid ondervinden. Evenmin verschaffen ze een bruikbare strategie om het gebruik terug te dringen. Volgens de onderzoekers zijn medicatiebeoordelingen daartoe niet effectief gebleken.

Dit artikel is gepubliceerd in het dossier
Farmacotherapie
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties