Het aantal richtlijnen is de afgelopen jaren enorm toegenomen. Daardoor dreigt hun oorspronkelijke doel teloor te gaan. Hoe zorgen we ervoor dat ze het werk van de zorgprofessional wél verlichten, maar níet als ballast worden ervaren?
Geneeskunde is een toegepaste wetenschap. Zij maakt gebruik van kennis over de anatomie en (patho)fysiologie en van bevindingen uit empirisch onderzoek in de praktijk. Aanvankelijk was deze kennis voornamelijk gestold in leerboeken en in de hoofden van ervaren leermeesters. Wetenschappelijke artikelen droegen bij aan de kennis, maar zonder systematische aanpak.
Met de opkomst van de ‘evidence-based medicine’ in de jaren 90 van de vorige eeuw kwam de richtlijnontwikkeling op gang. Sindsdien worden bevindingen uit wetenschappelijk onderzoek systematisch en kritisch beoordeeld en vertaald naar aanbevelingen voor de praktijk. Artsen hoeven niet meer zelf alle ontwikkelingen bij te houden, ze kunnen vertrouwen op richtlijnen. Tenminste, zo zou het idealiter moeten zijn. Maar pakt het in de praktijk ook werkelijk zo uit?
Zowel het aantal richtlijnen als de omvang van die richtlijnen is de afgelopen jaren enorm toegenomen. Voor de meeste medisch specialismen zijn meer dan 50 richtlijnen beschikbaar, met een omvang van…
Reacties