Ziektebeeld van COVID-19

Lara Harmans
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2020;164:C4481

Het ziektebeeld van COVID-19 is uiteenlopend, zo blijkt uit een recent artikel in The NEJM. De onderzoekers concluderen dat vooral de sporadische afwezigheid van koorts of radiologische afwijkingen bij eerste presentatie de diagnose kan bemoeilijken.

artikel

In december 2019 stak ‘coronavirus disease 2019’ (COVID-19) de kop op in de Chinese stad Wuhan, en is sindsdien over de hele wereld uitgewaaierd. Inmiddels nadert de teller al bijna 90.000 geconfirmeerde infecties en zijn er ruim 3000 patiënten aan het virus overleden. Het pathogeen, een nieuw RNA-bètacoronavirus, heeft de naam ‘severe acute respiratory syndrome coronavirus 2’ (SARS-CoV-2) gekregen, vanwege de fylogenetische gelijkenis met SARS-CoV. Om meer duidelijkheid te krijgen over de ernst van de ziekte en de klinische presentatie, hebben Chinese onderzoekers de gegevens van 1099 patiënten met geconfirmeerde COVID-19 uit 552 ziekenhuizen geanalyseerd (NEJM. 2020; online 28 januari).

De patiënten waren mediaan 47 jaar (IQR: 35-58) en 41,9% was vrouw. De mediane opnameduur was 12 dagen en de mediane incubatietijd was 4 dagen (IQR: 2-7). De patiënten die zich bij opname presenteerden met een ‘ernstig ziektebeeld’ (15,7%), waren mediaan 7 jaar ouder dan degenen met een niet-ernstig ziektebeeld en hadden vaker een comorbiditeit (38,7% vs. 21,0%). Van deze 1099 patiënten hebben er 67 (6,1%) aan de beademing gelegen, zijn er 55 (5,0%) opgenomen geweest op de IC en zijn er 15 overleden (1,4%). Dit overlijdenspercentage lag wel iets lager dan het officiële nationale cijfer van 3,2%.

De meest voorkomende symptomen waren koorts (≥ 37,5°C: 43,8% bij opname en 88,7% tijdens de opname) en hoesten (67,8%), terwijl misselijkheid en overgeven (5%) en diarree (3,8%) juist niet vaak voorkwamen: hierin onderscheidt het zich van bijvoorbeeld COVID-19 en influenza. Op 86,2% van de 975 verrichte CT-scans waren afwijkingen zichtbaar; de meest voorkomende waren matglas-opaciteit (56,4%) en bilaterale, irregulaire schaduw (51,8%). Radiologische afwijkingen bij opname kwamen vaker voor bij patiënten met een ernstig ziektebeeld dan bij een niet-ernstig ziektebeeld (17,9% vs. 2,9%). Bij opname had 83,2% van de patiënten een lymfocytopenie, 36,2% een trombocytopenie en 33,7% een leukopenie.

Veelvoorkomende behandelingen bestonden uit toediening van intraveneuze antibiotica (58,0%), zuurstof (41,3%), oseltamivir (35,8%) en systemische glucocorticosteroïden (18,6%). Patiënten met een ernstig ziektebeeld kregen de laatstgenoemde vaker toegediend dan patiënten met een niet-ernstig ziektebeeld (44,5% vs. 13,7%).

Dit artikel is gepubliceerd in het dossier
Covid-19
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties