Samenvatting
Doel
Inventarisatie van frequentie en ernst van zenuwletsel als begeleidend letsel bij primaire schouderluxatie en subcapitale humerusfractuur.
Opzet
Prospectief follow-up-onderzoek.
Plaats
Ziekenhuis Leyenburg, 's-Gravenhage.
Methode
Bij 101 patiënten met schouderluxatie of subcapitale humerusfractuur werd klinisch frequente nacontrole gedaan met specifieke aandacht voor functie, spierkracht en eventuele aanwijzingen voor neurogeen letsel. Bij vermoeden van zenuwletsel of bij slecht uitvoerbaar onderzoek werd na 3 weken elektromyografie (EMG) verricht. De behandeling bestond uit 1-4 weken immobilisatie, vervolgens werd passieve en actieve oefentherapie voorgeschreven, indien nodig onder leiding van de fysiotherapeut.
Resultaten
Bij 45101 patiënten (45) werd een axonaal zenuwletsel gevonden. Bij oudere patiënten (> 65 jaar) was het percentage nog hoger, namelijk 54 (3463). Hierbij betrof het meestal de N. axillaris, de N. suprascapularis, de N. musculocutaneus en de N. radialis. De frequentieverhouding tussen de fractuur- en de luxatiegroep was 53:34. Bij hematoom of parese van de M. deltoideus was de frequentie van zenuwletsel significant groter, terwijl sensibiliteitsstoornis en spieratrofie niet correleerden met de aanwezigheid van zenuwletsel. Na een gemiddelde follow-up van 4 maanden bleken de meeste patiënten (73101) zich klinisch goed te herstellen.
Conclusie
Bij bijna de helft van de patiënten werd zenuwletsel gezien. Vroegtijdige onderkenning (op indicatie door middel van EMG bij patiënten voor wie een goede schouderfunctie belangrijk is) en vroeg actief oefenen onder leiding van de fysiotherapeut zijn voor deze patiënten van groot belang.
Reacties