Samenvatting
Doel
De verschillen vaststellen in incidentie van zelfdoding tussen autochtonen en allochtonen, gerubriceerd naar regio en land van herkomst, rekening houdend met verschillen in leeftijdsopbouw.
Opzet
Retrospectief.
Methode
Gegevens van de statistiek van de doodsoorzaken van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), gebaseerd op de doodsoorzaakverklaringen door arts of lijkschouwer, werden gekoppeld aan het bericht van overlijden uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Zo kon de herkomst van de overledene worden bepaald op basis van gegevens uit de GBA. De geheimhouding van deze gegevens is wettelijk vastgelegd. Over de jaren 1996-2004 werden alle 13.737 personen geselecteerd die waren overleden door zelfdoding (‘International classification of diseases’(ICD)-10-codes X60-X84). De herkomst werd bepaald aan de hand van gegevens over het geboorteland van de overleden persoon en diens ouders. Iemand is ‘allochtoon’ volgens de definitie van het CBS als ten minste één van de ouders in het buitenland is geboren.
Resultaten
Er waren aanzienlijke verschillen in sterfte door zelfdoding tussen migrantengroepen in Nederland. Deze verschillen weerspiegelden deels de suïcidecijfers in de landen en regio’s van herkomst. Migranten uit westerse landen lieten in het algemeen hogere suïcidecijfers zien dan autochtonen. Hoge suïcidecijfers werden waargenomen onder Zuid- en Oost-Europese mannelijke migranten. De suïcidecijfers voor Turken en Marokkanen waren daarentegen significant lager dan die voor autochtonen. Alleen op jongvolwassen leeftijd liepen niet-westerse allochtone mannen, uitgezonderd Marokkanen, een beduidend hoger risico om door zelfdoding te overlijden.
Conclusie
Hoewel er veel aandacht is voor pogingen tot suïcide onder Surinaamse vrouwen, waren hun suïcidecijfers minder sterk verhoogd dan die van Surinaamse mannen tot middelbare leeftijd. Mogelijk weerspiegelen deze hoge suïcidecijfers een verhoogd niveau van psychiatrische ziekten, identiteitsproblemen, teleurstellingen in het migratieproces, verwachtingen ten aanzien van opleiding, werk en inkomen, en de verantwoordelijkheid voor gezin en familie.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:2143-9
Reacties