artikel
Een 12-jarige jongen met een levensbedreigende aandoening haalde een aantal jaar geleden het nieuws doordat hij een medische behandeling had geweigerd. Die weigering had tot een rechtszaak geleid waarin de wils(on)bekwaamheid van de jongen om over zijn eigen behandeling te beslissen centraal stond.
De casus vestigde de aandacht van de samenleving op een onderwerp dat voor kinderartsen helemaal niet nieuw was, om niet te zeggen dat het de kwintessens van ons vak is. We hebben dagelijks te maken met een patiëntenpopulatie die in ontwikkeling is. Hoe ouder kinderen worden, des te meer inbreng krijgen ze in hun behandeling. Uiteindelijk is die inbreng zo groot dat ze zelfstandig over hun lijf en leven mogen beslissen. Wanneer dat precies het geval is, is niet goed aan te geven. De wetgever geeft ons wel een handvat: vanaf 12 jaar hebben kinderen in principe hetzelfde recht op lichamelijke integriteit als volwassenen, en mogen ze dus ook een behandeling weigeren. Het juridische uitgangspunt daarbij is ‘wilsbekwaamheid, tenzij’. Onze ervaring als kinderartsen is dat die wettelijke grens best adequaat is. Rondom de leeftijd van 12 jaar kunnen de meeste kinderen de gevolgen van hun beslissingen goed overzien. Soms kunnen ook jongere kinderen al heel goed over zichzelf en hun leven nadenken.
Een kind is figurant in zijn eigen rechtendiscours
Waarom dan de ophef bij deze 12-jarige jongen? Blijkbaar accepteren we toch moeilijk de beslissingen van kinderen als deze niet onze keus zouden zijn, of als de gevolgen groot zijn. Zolang kinderen instemmen met een voorgestelde behandeling zijn we al snel geneigd ze wilsbekwaam te vinden. Maar als ze iets anders willen dan de arts of ouders, ontstaat ineens twijfel over de beslisvaardigheid.
Natuurlijk zijn kinderen kwetsbaar en moeten we hen als zorgverleners (en ouders) bijstaan en ondersteunen bij moeilijke beslissingen. Maar opvallend is dat discussies over de vraag of kinderen wel of niet wilsbekwaam zijn altijd worden gevoerd door volwassenen. Daarmee doen we iets met de rechten van kinderen. Ze worden figurant in hun eigen rechtendiscours. En bedenk ook het volgende: als we als samenleving rechten toekennen aan een bepaalde groep mensen, in dit geval kinderen vanaf 12 jaar, moeten we ook de consequenties van die rechten aanvaarden. We kunnen kinderen die rechten niet zomaar weer ontnemen omdat de gevolgen ons niet welgevallig zijn.
De NRC was destijds de enige die in alle mediaophef kinderen zelf aan het woord liet. Een van de kinderen zei: ‘Elk kind denkt daarover [leven en dood] na. Kinderen zijn verstandiger dan het lijkt.’ En zo is het maar net.
Reacties