‘Wij van WC-Eend’-wetenschappers

Joeri Tijdink
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2022;166:B2075

artikel

Toen psychiater Bessel van der Kolk als zomergast verkondigde dat yoga ‘een volkomen bewezen methode’ tegen PTSS is, riep hij op om het online op te zoeken. Wat ik onder meer aantrof was een RCT met 31 patiënten met PTSS in de interventiegroep waar yoga als additietherapie was toegevoegd. De studie was uitgevoerd door auteurs die waarschijnlijk fan waren van yoga, ook al stond dat niet in hun 'conflict of interest statement’. Ik vroeg me af hoe objectief je dan kan zijn als onderzoeker en kreeg een ‘wij van WC-Eend’-gevoel.

‘Als wetenschapper geloof je ergens in, dus zie je wat je wilt zien’

In het onderzoek naar wetenschappelijke integriteit gebeurt dit vaker: wetenschappers die zo overtuigd zijn van hun data dat ze niet meer objectief naar de data kunnen kijken. Je gelooft zó in een methode of een behandeling dat er wel een positieve uitkomst uit je onderzoek móet komen. In de psychiatrie komt dat veelvuldig voor – en ik vermoed ook in de rest van de geneeskunde. Er is een mooie term voor dit type bias: ‘researcher allegiance’. Het is een soort ‘wij van WC-Eend’, maar dan voor wetenschappers. Een paar voorbeelden: mindfulnessonderzoekers zijn zo overtuigd van het effect van mindfulness dat je bijna geen studies kan vinden die niet positief zijn over mindfulness. DBS-onderzoekers plaatsen graag een electrode in de hersenen van hun patiënten omdat ze denken dat het bij iedere stoornis werkt. En psychodynamische psychotherapeuten – voor minder ingewijden: de Freud-fans – zullen onderzoek (en patiënten) bekijken door de effectieve psychodynamische bril en die ziet altijd toename van zelfinzicht. Alle onderzoeksbevindingen zullen dan confirmerend worden ontvangen: ‘zie je wel, mijn therapie is het beste.’

Het is ook niet zo verwonderlijk. Als wetenschapper geloof je ergens in, en dus zie je wat je wilt zien. En zie je niet wat je niet wilt zien. Volgens mij zijn dokters niet heel anders; een psychiater ziet vaker mentale problemen bij patiënten dan een hematoloog. En een hematoloog denkt sneller aan iets bloederigs.

Toch is het belangrijk om als onderzoeker enige zelfreflectie te ontwikkelen. De wetenschappelijke methode stelt ons in staat om voorbij de opinie en de intuïtie te denken en onze interpretatie van de data zo nuchter en oordeelvrij te houden, hoe moeilijk dat ook is. Wetenschap zou meer moeten zijn dan een mening en dan zouden we die ook zo moeten behandelen, in objectiviteit. Of zoals mindfulnessadepten het zo mooi zeggen: ‘observeren in oordeelloosheid.’ Dat is niets nieuws hoor. De socioloog Robert Merton moedigde ons in 1942 al aan met zijn ‘Mertonian norms’ tot ‘universalism and disinterestedness’ als twee van de vier pijlers voor het doen van goed onderzoek. Alleen dan kun je eigen data objectief beoordelen. Het helpt dan om er niet te veel bij te voelen of er wat van te vinden. Hoe minder je voelt bij je data, hoe objectiever je kan oordelen. Daarom zouden we misschien meer mindfulness moeten toepassen bij wetenschappers. Ik weet 100% zeker dat het niet effectief zal zijn.

Auteursinformatie

Joeri Tijdink is psychiater en onderzoeker bij het Amsterdam UMC en de VU in Amsterdam. Hij is een van de 5 vaste columnisten voor het NTvG.

 

Contact J. Tijdink (jk.tijdink@amsterdamumc.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties