Samenvatting
De mogelijkheden tot uitoefening van ouderlijk gezag en voogdij over minderjarige kinderen zijn drastisch uitgebreid. Dit heeft gevolgen voor de arts met betrekking tot de vraag wie het kind volgens de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) kan vertegenwoordigen. Volgens deze wet beslissen kinderen tot en met 15 jaar niet zelfstandig over geneeskundige behandelingen, maar, afhankelijk van de leeftijd, hun vertegenwoordiger namens of tezamen met hen. Alleen de ouder of de voogd van een kind is volgens de WGBO hiertoe gerechtigd. Tot de diverse gezagsdragers die het kind sinds de laatste wijziging van 1998 in het Burgerlijk Wetboek inzake het gezag over minderjarige kinderen voor de geneeskundige behandeling kunnen vertegenwoordigen, behoren ouders, voogden, en bijzondere curatoren. De meest in het oog springende veranderingen zijn dat de gescheiden of vertrokken ouder in beginsel ouderlijk gezag behoudt, de stiefouder onder voorwaarden volledig gezag kan verwerven, terwijl de partner van een voogd eveneens voogd kan worden. Bovendien kunnen gezagsdragers van hetzelfde geslacht zijn. Uitgangspunt is dat het belang van het kind altijd voorop staat en dat de arts wettelijk gehouden is zich als goed hulpverlener te gedragen. In voorkomende gevallen dient de arts zich ervan te vergewissen wie het kind vertegenwoordigt en wie derhalve mag meebeslissen en mag worden geïnformeerd. Dat is niet altijd degene die het kind bij een consult begeleidt.
Reacties