Van de vele wetsvoorstellen op het snijpunt van geneeskunde, ethiek en recht die in de afgelopen jaren bij het parlement zijn ingediend, heeft er één betrekkelijk vlot de eindstreep gehaald: eind 1992 verscheen de Wet op het Bevolkingsonderzoek in het Staatsblad.1 Die wet vereist voor bevolkingsonderzoek dat een gevaar kan vormen voor de gezondheid van de te onderzoeken personen, een vergunning. Overigens is ook deze wet niet zonder slag of stoot tot stand gekomen; de voorbereidende schriftelijke stukken en de handelingen van de Tweede Kamer getuigen daarvan. Buiten het parlement bleven de reacties echter aanvankelijk beperkt, veel meer dan bijvoorbeeld bij het Wetsvoorstel Medische Experimenten het geval is. Toch schrijft ook de Wet op het Bevolkingsonderzoek preventieve toetsing van medisch handelen voor; ze voorziet zelfs in meer directe bemoeienis van overheidswege dan bij medische experimenten wordt beoogd: in plaats van een positieve beoordeling door decentrale commissies is voor de…
Wet op het Bevolkingsonderzoek
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1994;138:729-31
Reacties