Samenvatting
Een 30-jarige cocaïneafhankelijke vrouw was 16 weken zwanger. Vanwege mogelijk gevaar voor de ongeboren vrucht werd zij gedwongen opgenomen met een ibs. Bijzonder is dat toepassing van de Wet BOPZ mogelijk was bij ‘verslaving’ als hoofddiagnose en dat de ongeboren vrucht als een juridische ‘ander’ werd beschouwd. In ernstige gevallen van verslaving in combinatie met zwangerschap zou sneller moeten worden ingegrepen, waarbij ook al vóór de geboorte een voorlopige ondertoezichtstelling voor het kind overwogen kan worden. Voor de bescherming van de ongeborene pleiten wij voor een scherpere toepassing van het ‘Internationaal verdrag inzake de rechten van het kind’. Voorlichting aan verslaafde vrouwen in de vorm van preconceptionele advisering kan een gedwongen opname voorkómen.
Reacties