artikel
Mijn collega Smulders poneerde vorige week op deze plek dat een dokter meer is dan iemand die een artsendiploma kan laten zien. Dat ben ik met hem eens, maar wát is die dokter dan eigenlijk?
In dit nummer lees ik over dokters die levens redden op een IC met extracorporele ‘life support’ (D516), en andere die alles weten van een vrij bizarre, nieuwe ziekte-entiteit (D1062). Zeer verschillende deskundigheden, maar beide nog direct gerelateerd aan ziekte en patiëntenzorg. Maar ik lees ook over dokters die zich bezig moeten houden met de vraag of hun diabeteszorggroep ‘gebenchmarkt’ wordt met een ‘simple mean’-methode of een ‘generalized linear mixed model’ (D701). Ik lees over dokters die deel uitmaken van de commandostructuur van een zogenaamde Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio tijdens een academische watersnoodramp (D861). In ruil voor dit soort beslommeringen beginnen we traditionele patiëntenzorg af te stoten. De praktijkondersteuner voor de ggz neemt nu misschien nog niet meetbaar taken van de huisarts over, maar ik vermoed dat dat wel gaat gebeuren (D983). En zo zal ook de zogenaamde ‘gedragsactivatie’ patiëntenzorg doen overhevelen van de huisarts en de psychiater naar paramedici (D1323).
Er bekruipt mij een gevoel dat we als beroepsgroep uit elkaar getrokken worden. Aan de ene kant zijn er de nieuwe bureaucratische vaardigheden die iedere arts moet aanleren, die bijna niemand ziet als een verrijking van het doktersvak en die ons verwijderen van de patiënt. Aan de andere kant is er de superspecialisatie. In mijn eigen staf van 11 neurochirurgen bestaan 6 subspecialismen, waarvan niemand er meer dan 3 beheerst. Zelfs in zo’n kleine, supergespecialiseerde groep ontstaan vragen als: wat bindt ons? Wat zijn onze gedeelde waarden? En ‘in ultimo’ wordt die vraag dan: wat is een dokter?
Een essentialist zou zeggen dat we eerst moeten definiëren wat een dokter is. We moeten op zoek naar een ideaalbeeld met een set basiskenmerken en vervolgens moeten we onze opleiding en praktijk zo inrichten dat we dokters afleveren die daaraan voldoen. Dit doen we bijvoorbeeld met CanMEDS-competenties, die noodgedwongen steeds complexer worden. Ik wil niet suggereren dat dat zinloos is, maar zelf zie ik de vraag meer als existentialist. De mensen die zich dokter mogen noemen geven invulling aan wat het betekent om dokter te zijn, voor zichzelf, telkens opnieuw in dialoog met andere dokters en de samenleving. In die dialoog wil het NTvG graag een centrale rol spelen. Als we niet weten wat we zijn, bepalen anderen wat we zullen worden.
Reacties