Samenvatting
Doel
Nagaan of echografie nodig is voor de diagnostiek van pylorushypertrofie bij kinderen en of bij (klinische) twijfel de echografische diagnose ‘pylorushypertrofie’ de operatie-indicatie kan vormen.
Plaats
Academisch Ziekenhuis Leiden en Kinderchirurgisch Centrum Amsterdam.
Opzet
Retrospectief onderzoek.
Methode
In de periode 1985-1990 werden 83 kinderen jonger dan 4 maanden geopereerd voor pylorushypertrofie (groep I; 73 waren echografisch onderzocht) en ondergingen 15 echografie wegens het vermoeden van pylorushypertrofie (groep II), zonder operatie. Er werd gezocht naar klinische en laboratoriumbevindingen die een aanwijzing vormden voor pylorushypertrofie, en waardoor aanvullende echografie niet nodig zou zijn.
Resultaten
In groep I kwam de combinatie projectielbraken, waarneembare maagperistaltiek na proefvoeding en metabole alkalose bij 34 voor, en bij 25 werd een tumor in de bovenbuik gevoeld; beide bevindingen ontbraken in groep II. De sensitiviteit van eenmalige echografie was 74 en inclusief vervolgonderzoek bij twijfel 82. De voorspellende waarde van een positieve echografische uitslag ‘pylorushypertrofie’ was 98, van een negatieve uitslag 52 en de accuraatheid was 84.
Conclusie
Bij kinderen jonger dan 4 maanden met de combinatie projectielbraken, maagperistaltiek na proefvoeding en metabole alkalose, danwel met een palpabele tumor in de bovenbuik, is echografie overbodig bij het stellen van de diagnose ‘pylorushypertrofie’. Bij klinische twijfel mag op de echografie-uitslag de operatie-indicatie worden gesteld.
Reacties