Waarom bril, hoe bril of ook géén bril?

Klinische praktijk
P.A.M. Leonard
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:2240-3

Het wel of niet corrigeren van optische afwijkingen is in grote mate afhankelijk van de subjectieve noden van de slechtziende. Zijn behoefte aan visuele informatie, samen met een zeker gewenst comfort, bepalen zijn houding ten opzichte van optische correctie. Men mag de invloed van bepaalde vooroordelen en misvattingen in verband met brillen niet onderschatten, omdat ze een belangrijke invloed uitoefenen op de keuze van de patiënt.

De leesbril

Rondom het 45e levensjaar heeft de ooglens reeds een flink deel van zijn accommodatievermogen verloren wegens progressieve verharding van de vezels (presbyopie). Men kan dit compenseren door het dragen van een positieve bril met een sterkte van 1-1,50 dioptrie (D). Op 65-jarige leeftijd is de accommodatie nagenoeg nihil en heeft men voor het lezen 2,5 D nodig. Personen die hele kleine lettertjes willen lezen zullen een iets sterkere bril verkiezen, bijvoorbeeld van 3 D. Zij moeten hun tekst op vrij korte afstand…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Oogheelkunde, Leiden.

Dr.P.A.M.Leonard, oogarts.

Contact Lange Leemstraat 128, 2018 Antwerpen

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties