Samenvatting
- De eerste beschrijvingen van reconstructieve ingrepen dateren van ver vóór Christus.
- Desalniettemin is het vak pas echt in een stroomversnelling gekomen in de jaren zestig van de twintigste eeuw, met achtereenvolgens de ontwikkeling van axiale lappen, musculocutane lappen en vrije lappen.
- Aan het begin van de 21e eeuw is men in staat reconstructies uit te voeren met een redelijk functioneel en goed cosmetisch resultaat en beperkte morbiditeit op de donorplaats.
- De reconstructieve mogelijkheden voor de borst betreffen technieken waarbij alleen implantaten gebruikt worden, en technieken waarbij autoloog weefsel gebruikt wordt al dan niet gecombineerd met een implantaat.
- Gebruik van autoloog weefsel heeft vorm gekregen in de transpositie van de M. latissimus dorsi, toepassing van de myocutane lap van de M. rectus abdominis (‘transverse rectus abdominis myocutaneous flap’ (TRAM-lap), en als verdere verfijning hiervan de zogenaamde ‘deep inferior epigastric artery perforator’(DIEP)-lap.
Reacties