Inleiding
Al in het begin van deze eeuw toonde Volhard aan, dat bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie een eiwitbeperkt dieet het ontstaan van uremische complicaties kon uitstellen.1 Bij patiënten met uremische complicaties gaf eiwitbeperking een (tijdelijke) vermindering van de klachten en een verbetering van het inspanningsvermogen. Deze waarneming leidde tot het gebruik van eiwitbeperking ter voorkoming van uremische complicaties.
In de jaren dertig toonden Smadell en Farr bij ratten met nierinsufficiëntie aan, dat eiwitbeperking het ontstaan van glomerulosclerose vertraagde en de overleving deed toenemen.2 Met de opkomst van nierfunctievervangende therapieën nam de belangstelling voor eiwitbeperking af, mede doordat ondervoeding een veel voorkomend verschijnsel was bij patiënten die een dergelijk dieet gebruikten. Dit kwam vooral door het gebruik van vegetarische diëten met daarin eiwit van geringe biologische waarde en onvoldoende calorieën.
In de jaren zeventig nam de belangstelling voor eiwitbeperkte diëten weer toe; nu was het doel progressie van…
Reacties