Samenvatting
Na de isolatie van een meticillineresistente Staphylococcus aureus (MRSA) bij een patiënt na een onderbeenamputatie wegens een vaataandoening, werd verder onderzoek verricht. Van de medewerkers en de patiënten die contact hadden gehad met de indexpatiënt werden neus-, keel- en wondkweken afgenomen. Nadat inventarisatiekweken waren genomen en de 2 betrokken afdelingen waren gereinigd, werden deze afdelingen in quarantaine geplaatst. Karakterisering van de bacteriestam werd uitgevoerd met microbiologische standaardmethoden.
De MRSA werd aangetroffen bij in totaal 9 patiënten en 2 verpleegkundigen. Bij 2 patiënten en 1 verpleegkundige was er een infectie door deze MRSA. Eradicatie in het ziekenhuis was succesvol. MRSA met hetzelfde faagtype werd gevonden bij een verpleegkundige en een patiënt in 2 naburige ziekenhuizen en bij een patiënt in een naburige stad. Anamnestisch was er tussen hen geen contact geweest.
Met het gangbare preventieve MRSA-beleid is het niet mogelijk dit soort uitbraken bijtijds op te sporen, omdat risicogroepen niet aanwijsbaar zijn bij een in Nederland voorkomende MRSA. Routinematige controle op dragerschap van MRSA bij verpleegkundig personeel en bij langdurig opgenomen chirurgische patiënten is een mogelijkheid om verspreiding van deze MRSA op te sporen. Het lijkt relevant om ook tegen deze beperkt resistente S. aureus inperkende maatregelen te nemen, omdat zowel penicillinen als cefalosporinen niet meer inzetbaar zijn. In het algemeen moet meer aandacht worden besteed aan preventie van nosocomiale transmissie van S. aureus.
Reacties