Samenvatting
Doel
De gevolgen van radiotherapie en andere medische interventies op het cognitief functioneren bepalen bij patiënten met een laaggradig glioom.
Opzet
Dwarsdoorsnedeonderzoek.
Methode
195 patiënten met een laaggradig glioom, van wie 104 1-22 jaar tevoren met radiotherapie waren behandeld, werden vergeleken met 100 patiënten met een laaggradige hematologische maligniteit en met 195 gezonde vrijwilligers. Analyse was gericht op het onderscheid tussen de invloed van tumorfactoren (ziekteduur en lateralisatie) en behandelfactoren (neurochirurgie, radiotherapie en anti-epilepticagebruik) op de cognitieve functies en het relatieve risico op een cognitieve handicap.
Resultaten
Patiënten met een laaggradig glioom presteerden in vergelijking tot hematologische patiënten lager in alle cognitieve domeinen en presteerden nog slechter als zij werden vergeleken met gezonde vrijwilligers. Behandeling met radiotherapie hing samen met een slechter cognitief functioneren, hoewel een cognitieve handicap alleen gevonden werd bij patiënten die behandeld werden met fractiedoses van meer dan 2 Gy. Gebruik van anti-epileptica hing sterk samen met stoornissen op het gebied van de aandachts- en planningsfuncties.
Conclusie
In deze studie was de tumor zelf de schadelijkste factor voor het cognitief functioneren en ging radiotherapie alleen samen met een cognitieve handicap als hoge fractiedoses werden gebruikt. Ook epilepsie of anti-epilepticagebruik hield verband met verminderd cognitief functioneren.
Reacties