Normaliter wordt een individu gewaarschuwd tegen aankomende hypoglykemie.1 Bij een bloedsuikerconcentratie van circa 3,3 mmoll ontstaan ‘autonome’ symptomen, die het gevolg zijn van stimulatie van het autonome zenuwstelsel, zoals transpireren, trillen, palpitaties et cetera.2 Deze symptomen vervullen een waarschuwingsfunctie, waardoor patiënten bloedsuikerverhogende maatregelen kunnen gaan nemen (eten). Deze waarschuwingssymptomen vormen slechts een onderdeel van een karakteristieke serie reacties op hypoglykemie (figuur 1); rond 3,8 mmoll wordt de hormonale tegenregulatie gestimuleerd.2 De hormonen adrenaline, noradrenaline en glucagon spelen daarbij een primaire rol en leiden tot een snelle stijging van de bloedsuikerconcentratie. Cortisol en groeihormoon zijn vooral belangrijk bij langdurige hypoglykemie, omdat het hyperglykemisch effect pas na enkele uren optreedt.3 Verdere daling van de bloedsuikerconcentratie leidt rond 2,8 mmoll tot het ontstaan van de zogenaamde neuroglycopenische symptomen,2 die het gevolg zijn van een tekort aan glucose in het centrale zenuwstelsel. De belangrijkste zijn concentratiestoornissen, visusklachten, duizeligheid…
Verlies van gevoel voor hypoglykemie: een omkeerbaar fenomeen?
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1996;140:1752-5
Reacties