artikel
‘Ik zeg wat ik doe en ik doe wat ik zeg’. ‘Ja, ja,’ denk ik als ik politici, maar ook patiënten en dokters, uitspraken als deze of varianten daarop hoor uiten en ik hun neusje zie groeien. In het dagelijkse toneelspel dat we allemaal elke dag opvoeren, doen we namelijk helemaal niet wat we zeggen of wat we ergens in ons achterhoofd wel weten. We rommelen maar wat aan. Op cruciale momenten nemen mensen vaak onhandige beslissingen, of dat nu om het redden van de euro gaat of het bellen van 112 bij de eerste verschijnselen van een beroerte. Elles Zock en haar collega’s zochten uit dat iets meer dan de helft van de patiënten eerst helemaal niets doet bij verschijnselen van een beroerte (A4336). Ze bepleiten meer kennis bij de patiënt, maar erkennen dat alle publieksvoorlichting door de Nederlandse Hartstichting tot nu toe niet echt geholpen heeft: slechts een derde van de mensen kent 1 of meer symptomen van een beroerte. Meer kennis leidt niet automatisch tot sneller handelen. Het is ook mijn eigen ervaring dat je bij rampen eerst als een konijntje in de lampen van het onheil blijft kijken. Pas na enige tijd komt het idee dat er toch echt iets mis is, zeker als verschijnselen niet heel erg typisch zijn. Het is dus heel lastig om interventies te verzinnen die rekening houden met irrationeel gedrag van patiënten. Toch ligt daar naar mijn idee de uitdaging voor onderzoekers die iets verder willen kijken dan hun eigen vakgebied.
Dat ook evidence-based richtlijnen allerlei impliciete keuzen van de opstellers bevatten en niet altijd rationeel zijn, wisten we op de werkvloer natuurlijk allang. Een net wat andere samenstelling van een werkgroep en er zou een net iets andere keuzen voor diagnostiek of behandeling gemaakt zijn. Dat ik op de werkvloer vervolgens door verzekeraars of certificeerders wordt afgerekend volgens die impliciete normen en waarden, brengt me soms in een irrationele staat van ergernis. Dat zou allemaal beter moeten worden, nu richtlijnmakers de GRADE-methodiek omarmen (zie ook het commentaar van Paul Brand (A4595) en de beschrijving van GRADE door Nicole Boluyt et al (A4379). Expliciet maken welke vragen echt belangrijk zijn en welke normen en waarden bij het maken van de richtlijn een rol spelen klinkt immers mooi. In de werkelijkheid zijn er echter al GRADE-richtlijnen waarbij je als lezer tevergeefs zoekt naar welke verantwoording dan ook. Ook hier groeien de pinokkioneuzen.
Mensen blijken elke keer minder rationeel dan onderzoekers en dokters denken. Dat zij zich daarover telkenmale verbazen, wekt steeds weer mijn verwondering. Een beetje kennis van de geschiedenis of observatie van jezelf, de buren en Oranjefans had je toch al lang sceptisch moeten maken over het menselijk gedrag.
Reacties