Zie ook het artikel op bl. 507.
Dames en Heren,
Sarcoïdose (ziekte van Besnier-Boeck-Schaumann) is een systeemziekte, die wordt gekarakteriseerd door niet-verkazende granulomen in de aangetaste organen (het frequentst in long, daarnaast in huid, ogen of gewrichten). De granulomen tasten de organen aan waar ze zich bevinden en produceren diverse enzymen, waaronder angiotensineconverterend enzym (ACE). Sarcoïdose is een ziekte met vele gedaanten en wordt daarom wel opgenomen in de differentiaaldiagnose betreffende uiteenlopende, vaak weinig specifieke problemen als onbegrepen koorts, moeheid, artralgie, dyspnoe, uveïtis, vergrote lymfeklieren en niersteenlijden. Veel artsen zullen redelijke aanwijzingen voor sarcoïdose willen hebben alvorens over te gaan tot invasief onderzoek om door pathologische analyse (aantonen van niet-verkazende granulomen, de gouden standaard) de diagnose te stellen. De serumactiviteit van ACE wordt hierbij wel als hulpmiddel gebruikt.1 De ACE-activiteit kan bij sarcoïdose verhoogd zijn en fluctueert dan met de activiteit van de ziekte.2 De vraag is…
(Geen onderwerp)
Haarlem, april 2003,
Kramers en Deinum melden (2003:473-6) dat patiënt B in verband met gewrichtsklachten de reumatoloog heeft bezocht. Het betreft vooral pijn in de distale interfalangeale gewrichten zonder tekenen van ontsteking. De diagnose ‘artrose’ ligt als het ware voor het grijpen. Sarcoïdose als oorzaak voor de bovengenoemde gewrichtsklachten is dan ook vrijwel uitgesloten.
Merkwaardig is dat over de diagnose van de reumatoloog met betrekking tot de gewrichtsklachten in het artikel niet meer wordt gerept. Wel wordt patiënt in verband met een reeds bekende en door de reumatoloog opnieuw geconstateerde vitamine-B12-deficiëntie terecht verwezen naar de afdeling Interne Geneeskunde. Aldaar wordt een sterk verhoogde activiteit vastgesteld van angiotensineconverterend-enzym(ACE)-remmer. Een uitgebreide speurtocht naar sarcoïdose volgt, maar loopt op niets uit.
Aan het eind van het verhaal wordt aan de orthopedisch chirurg gevraagd de gewrichtsklachten alsnog te beoordelen, met voorspelbare uitkomst: ‘interfalangeale artrosis’.
Was het niet efficiënter en eleganter geweest als de reumatoloog, dé medisch specialist op het vlak van gewrichtsklachten van niet-traumatische aard, bij deze patiënt betrokken was gebleven?
(Geen onderwerp)
Nijmegen, mei 2003,
Uit onze klinische les moge duidelijk zijn dat patiënt B veel diagnostiek bespaard had kunnen worden als de correcte diagnose in een eerder stadium gesteld was. Naar onze mening maakt het niet veel uit of dit door een reumatoloog of door een andere arts gedaan wordt. Het is niet ondenkbaar dat in het kader van een verzoek om een tweede mening een subspecialist eerder de gevolgde, grootschalige en vergezochte aanpak zoals vermeld in deze klinische les zal kiezen dan een algemeen specialist. Dat zou juist tegen het doorsturen van zo'n patiënt naar een subspecialist pleiten. Aan de andere kant heeft collega Linssen gelijk als zij veronderstelt dat een subspecialist misschien in een eerder stadium de correcte diagnose stelt. Wat wij in de klinische les vooral wilden benadrukken is dat de manier van aanpak waarbij een voorafkans op een diagnose wordt geschat zinvol kan zijn. Dat geldt voor alle artsen, subspecialist of niet.