Verhoogde prevalentie van aneurysma aortae abdominalis bij broers van patiënten met een dergelijk aneurysma

Onderzoek
Y. van der Graaf
G.J.M. Akkersdijk
E. Hak
G.L.R. Godaert
B.C. Eikelboom
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1999;143:471-4
Abstract

Samenvatting

Doel

De prevalentie vaststellen van aneurysma aortae abdominalis (AAA) bij broers van AAA-patiënten alsook de psychische belasting van de screening.

Opzet

Prevalentieonderzoek.

Methode

Het onderzoek betrof broers van patiënten, ouder dan 50 jaar, die in de periode 1 mei 1993-30 april 1995 werden geopereerd wegens een asymptomatisch infrarenaal AAA in het Academisch Ziekenhuis te Utrecht, het Westeinde Ziekenhuis in Den Haag, het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein, het Academisch Ziekenhuis te Leiden en het Academisch Ziekenhuis te Maastricht. Zij werden telefonisch uitgenodigd voor echografische screening en hun werd gevraagd twee vragenlijsten in te vullen: over hun gezondheid en over ‘de mate van welbevinden’ (subschalen ‘depressie’, ‘angst’, ‘positief welbevinden’ en ‘mentale energie’). Drie maanden na de screening werd de ‘mate van welbevinden’ opnieuw gemeten.

Resultaten

Aan 291 patiënten met AAA werd toestemming gevraagd voor het onderzoek; zij meldden 571 broers > 50 jaar. Van hen waren 251 overleden, 35 woonachtig in het buitenland, 16 waren niet te achterhalen, 46 weigerden deelname en 13 waren reeds bekend wegens een aneurysma. Uiteindelijk werden 210 broers (37,9) gescreend. Bij 26 (12,4; 95-betrouwbaarheidsinterval: 8-18) werd een aneurysma vastgesteld; samen met de reeds bekende gevallen gaf dit een totaal van 17 (13-23). Van de nieuw ontdekte aneurysma's waren er 8 (3,8) ≥ 5 cm diameter; uit deze groep werden 5 patiënten geopereerd. Er was geen verschil in psychisch welbevinden vóór en na de screening.

Conclusies

De prevalentie van AAA bij broers van patiënten met een AAA is hoger (17) dan die in een vergelijkbare leeftijdsgroep in de algemene populatie (8). Screening had geen meetbare negatieve invloed op de mate van welbevinden.

Auteursinformatie

Universiteit Utrecht, Postbus 85.500, 3508 GA Utrecht.

Julius Centrum voor Patiëntgebonden Onderzoek: mw.dr.Y.van der Graaf, arts-epidemioloog; E.Hak, epidemioloog.

Vakgroep Klinische Psychologie en Gezondheidspsychologie: dr. G.L.R.Godaert, klinisch psycholoog.

Academisch Ziekenhuis, afd. Vaatchirurgie, Leiden.

Dr.G.J.M.Akkersdijk, chirurg.

Academisch Ziekenhuis, afd. Chirurgie, Utrecht.

Prof.dr.B.C.Eikelboom, chirurg.

Contact mw.dr.Y.van der Graaf

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties