Samenvatting
Doel
De prevalentie vaststellen van aneurysma aortae abdominalis (AAA) bij broers van AAA-patiënten alsook de psychische belasting van de screening.
Opzet
Prevalentieonderzoek.
Methode
Het onderzoek betrof broers van patiënten, ouder dan 50 jaar, die in de periode 1 mei 1993-30 april 1995 werden geopereerd wegens een asymptomatisch infrarenaal AAA in het Academisch Ziekenhuis te Utrecht, het Westeinde Ziekenhuis in Den Haag, het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein, het Academisch Ziekenhuis te Leiden en het Academisch Ziekenhuis te Maastricht. Zij werden telefonisch uitgenodigd voor echografische screening en hun werd gevraagd twee vragenlijsten in te vullen: over hun gezondheid en over ‘de mate van welbevinden’ (subschalen ‘depressie’, ‘angst’, ‘positief welbevinden’ en ‘mentale energie’). Drie maanden na de screening werd de ‘mate van welbevinden’ opnieuw gemeten.
Resultaten
Aan 291 patiënten met AAA werd toestemming gevraagd voor het onderzoek; zij meldden 571 broers > 50 jaar. Van hen waren 251 overleden, 35 woonachtig in het buitenland, 16 waren niet te achterhalen, 46 weigerden deelname en 13 waren reeds bekend wegens een aneurysma. Uiteindelijk werden 210 broers (37,9) gescreend. Bij 26 (12,4; 95-betrouwbaarheidsinterval: 8-18) werd een aneurysma vastgesteld; samen met de reeds bekende gevallen gaf dit een totaal van 17 (13-23). Van de nieuw ontdekte aneurysma's waren er 8 (3,8) ≥ 5 cm diameter; uit deze groep werden 5 patiënten geopereerd. Er was geen verschil in psychisch welbevinden vóór en na de screening.
Conclusies
De prevalentie van AAA bij broers van patiënten met een AAA is hoger (17) dan die in een vergelijkbare leeftijdsgroep in de algemene populatie (8). Screening had geen meetbare negatieve invloed op de mate van welbevinden.
Reacties