Vergeet de reguliere zorg niet!

Lorette Harbers
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2020;164:C4517
Download PDF

Het ziekenhuis Bernhoven in Uden was het eerste Nederlandse ziekenhuis dat overspoeld werd door COVID-19-patiënten en loopt daarmee een aantal weken voor op de rest van Nederland. Internist Kitty Slieker vertelt hoe het er daar nu aan toe gaat en wat ziekenhuizen in de rest van het land, die nu in rap tempo met dezelfde problematiek geconfronteerd worden, daarvan kunnen leren.

artikel

‘Op dit moment worstelen we enorm met hoe we onze niet-electieve semi-spoedzorg op een goede manier kunnen blijven waarborgen. In het begin waren we overrompeld door het coronavirus, ons ziekenhuis heeft in korte tijd een goede crisisorganisatie moeten opzetten. Nu we ons hele ziekenhuis op de COVID-zorg ingericht hebben, is het de vraag hoe lang we dit gaan volhouden.

We hebben alle electieve zorg stopgezet en dokters vrijgemaakt uit het gewone zorgproces om COVID-19-zorg te kunnen leveren. Het is voor ons ingewikkeld om de reguliere zorg door te laten lopen: we willen kwetsbare mensen geen risico laten lopen door ze naar ons ziekenhuis te laten komen. Als klein ziekenhuis zijn wij minder flexibel dan de grotere ziekenhuizen, die veel makkelijker de reguliere zorg en de COVID-zorg naast elkaar kunnen laten lopen. We realiseren ons dat we een stuwmeer aan werk aan het creëren zijn door alle zorg die we uitstellen. We denken er nu over na hoe we dat moeten gaan organiseren.

Het is daarnaast moeilijk om de patiëntenstroom te voorspellen. Je moet op alles voorbereid zijn en dat betekent dat je veel mensen vrijspeelt, maar het is lastig als je die vervolgens niet kunt inzetten. Er zijn dagen dat we te ruim in de bemensing zitten. Ik kan me voorstellen dat het vervelend wordt als het te lang rustig is: artsen hebben hun gebruikelijke taken laten liggen en ze willen graag iets doen. Je kunt overbelast zijn, maar ook onderbelast. We plaatsen nog steeds patiënten over naar andere ziekenhuizen om plek te houden voor nieuwe patiënten. En we moeten straks misschien patiënten opvangen uit de rest van het land, als het daar drukker wordt en bij ons rustiger. De komende weken zal het de grootste uitdaging worden om daar een goede balans in te vinden. Blijven we alles op deze manier organiseren, of gaan we gedeeltelijk terug naar de gebruikelijke situatie?’

Artsen buiten hun comfortzone

‘Ik vind het bewonderenswaardig hoe goed artsen allerlei taken buiten hun comfortzone oppakken. Ze zijn natuurlijk allemaal ooit basisarts geweest, maar sommigen zijn al lang gespecialiseerd. We kijken wel hoe we de ervaring en kennis van de verschillende artsen zo effectief mogelijk kunnen inzetten. Zo zijn er chirurgen die het gewend zijn om traumazorg te coördineren. Die kunnen veel betekenen in de organisatie van de zorg. Ik merk weinig frictie op de werkvloer, maar hoe langer deze situatie duurt, hoe ingewikkelder het zal worden om mensen gemotiveerd te houden. Gelukkig gaat dat op dit moment nog steeds heel goed.

Als organisatie ondersteunen we de artsen zo veel mogelijk. We hebben briefings en debriefings, en als het rustig is verzorgen de supervisoren onderwijsmomenten. Het team van supervisoren bestaat uit internisten en longartsen. Samen dragen we de eindverantwoordelijkheid voor de zorg voor COVID-patiënten. Ook is er een peer-support-team, bestaande uit artsen van verschillende afdelingen en psychologen. Dat peer-support-team bestond overigens al voorafgaand aan de coronacrisis.

Als vaste supervisoren proberen we te signaleren wanneer iemand het moeilijk heeft, en diegene dan actiever peer support aan te bieden. Mensen durven zich kwetsbaar op te stellen en zeggen het meestal als ze zich ergens niet prettig bij voelen, dan kun je ze daarop coachen. Ik zie nog geen tekenen van uitputting bij zorgverleners, maar dat wil niet zeggen dat die er niet is. Op een aantal afdelingen is het voor de zorgverleners emotioneel bijzonder zwaar. Er liggen soms 4 mensen tegelijkertijd op sterven. Daarom is het goed om de taken af te wisselen, zodat je niet steeds op die zware afdeling staat.’

Nog altijd zorg op maat

‘Ik ben er trots op dat wij, in al die ellende, nog steeds zorg op maat kunnen leveren. Als dokters hebben we soms best discussie over hoe zinvol een IC-opname is voor een bepaalde patiënt. We zijn het daar lang niet altijd meteen over eens, maar ik merk dat daar niet lichtvaardig over gedacht wordt. Het maakt uit of het een IC-opname voor COVID-19 betreft, want dan lig je waarschijnlijk 2 tot 3 weken aan de beademing, of dat het gaat om een kortdurende IC-opname vanwege andere problematiek. Soms wordt er op de SEH wel heel makkelijk gezegd dat een patiënt niet meer naar de IC gaat. Wanneer de patiënt op de afdeling ligt, heroverwegen we die beslissing, zo nodig in overleg met de eigen behandelaar. Wanneer een patiënt niet meer naar de IC gaat voor COVID-19, dan valt een IC-opname voor andere problematiek nog wel te overwegen. Ik heb dat nog niet mis zien gaan, maar het is de taak van de supervisoren om de niet-COVID-19-problematiek niet uit het oog te verliezen.

Maar wat wij zorg op maat vinden, vinden anderen misschien al heel hard. Tegen een aantal patiënten die misschien wel naar de IC wilden, hebben we gezegd dat ze dat niet moeten doen omdat we denken dat het niet goed voor ze is. Dat zal patiënten en hun familie soms wel rauw op hun dak gevallen zijn, hoe zorgvuldig we dat ook proberen te doen. Ik merk trouwens nietdat er met patiënten discussies ontstaan door wat ze in de media gelezen hebben. Patiënten zijn vaak zo ziek dat ze eerder gelaten zijn.’

Al doende leren

‘We leren gaandeweg hoe we de zorg beter kunnen organiseren. Ik houd me vooral bezig met de medisch-inhoudelijke kant van de crisisorganisatie. We herschrijven ons protocol twee keer per week en schaven het continu bij: wat is mogelijk en wat vinden we wenselijk? Soms is het schipperen tussen die twee, maar ik vind dat er tot nu toe een goede balans gevonden is. We hebben wekelijks een overleg met de ziekenhuizen in de regio, waarbij we de protocollen zo veel mogelijk uniformeren en ervaringen uitwisselen. We stemmen met name de behandelprotocollen op elkaar af. Het landelijke behandelprotocol is een richtlijn. Ga je bijvoorbeeld wel of geen chloroquine gebruiken? Wij hebben ervoor gekozen om dat als klein ziekenhuis niet zelf, maar in regionaal verband te beslissen. We plukken nu de vruchten van het samenwerkingsverband dat al voor de crisis bestond.’

Lessen

‘Wat ik andere ziekenhuizen echt wil aanraden, is om vroegtijdig na te denken over wat je doet met de patiëntenzorg die je al levert. Wat kun je goed afschalen en welke zorg is essentieel? Kun je die zelf blijven leveren, of heb je daar de omliggende ziekenhuizen bij nodig? Zorg dat je niet alleen ingericht bent voor de COVID-19, maar ook al in een vroeg stadium bedenkt wat dit betekent voor alle andere zorg die je levert.’

Auteursinformatie

Lorette Harbers, nieuwsredactie NTvG

Contact L. Harbers (nieuwsredactie@ntvg.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: geen gemeld.

Dit artikel is gepubliceerd in het dossier
Covid-19
Journalistiek
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties