In een toenemend aantal strafzaken komen ‘verdrongen’ en later hervonden herinneringen aan de orde.1 Het gaat daarbij vrijwel altijd om herinneringen aan seksueel misbruik, die er jarenlang niet waren, maar die weer opduiken, meestal in het kader van een psychologische of psychiatrische therapie die er speciaal op gericht is om verdrongen herinneringen toegankelijk te maken. Wordt in het kader van een strafzaak een beroep gedaan op zulke hervonden herinneringen, dan is de vraag wat rechters daarmee aan moeten, een vraag die zij dikwijls niet op eigen kracht durven te beantwoorden. Raadplegen zij daartoe getuigen-deskundigen, dan kan het gemakkelijk gebeuren dat zij worden geconfronteerd met tegenstrijdige verklaringen.
Maar de discussie blijft niet beperkt tot de rechtszaal. Ook in de wetenschappelijke literatuur twist men over de vraag of zulke herinneringen teruggaan op werkelijke ervaringen of dat ze het produkt zijn van suggestie en inbeelding. Aan de ene kant staan zij die…
Reacties