Samenvatting
Doel
Vaststellen van de prevalentie van urogenitale verschijnselen en de mate van hinder daarvan bij vrouwen in de leeftijd van 50 tot 75 jaar.
Opzet
Dwarsdoorsnede-onderzoek.
Plaats
Landelijk onderzoek.
Methode
Een representatieve steekproef van 2159 thuiswonende vrouwen in de leeftijd 50 tot 75 jaar werd getrokken uit een bestand van een onafhankelijk onderzoeksbureau. De steekproef was representatief voor de Nederlandse bevolking met betrekking tot leeftijd, burgerlijke staat, opleidingsniveau en menopauzale leeftijd. De vrouwen kregen een vragenlijst toegestuurd met 40 vragen over vaginale atrofie, mictieincontinentie en blaasontsteking.
Resultaten
De respons was 81,6 (1761 evalueerbare vragenlijsten). De prevalentie van 1 of meer verschijnselen van vaginale atrofie bedroeg 27, van mictieklachten, onwillekeurig urineverlies en recidiverende urineweginfecties 36. Vaginale droogheid en onwillekeurig urineverlies namen lineair af bij volgende leeftijdscategorieën. Ongeveer de helft van de vrouwen met urogenitale verschijnselen ondervond hiervan hinder veel hinder; 1 op de 3 consulteerde hiervoor de huisarts. De urogenitale verschijnselen hingen niet samen met eerdere uterusextirpatie, maar de hinder was wel groter.
Conclusie
De prevalentie van 1 of meer urogenitale verschijnselen bij vrouwen in de leeftijd van 50 tot 75 jaar was hoog: 47. Van deze groep ondervond 40 tot 60 in meer of mindere mate hinder, doch slechts een minderheid consulteerde hiervoor de huisarts. In de komende decennia zullen deze urogenitale problemen waarschijnlijk nog toenemen.
Reacties